Wie durft er hem Vlaming noemen,
en de lesse aan de Vlamingen spellen, als hij, om vlaamsch op te stellen, eerst altijd in 't fransch denken moet, fransche woorden benuttigt en fransche wendingen overzegt? B. v., uit mijn dagblad: de toestand van het kabinet is précair (met een é, wat in 't vlaamsch onbekend is, en zonder -e wat in 't fransch onbekend is); de kwestie der dynastie zou haar oplossing naderen; hij schaarde zich (!) onder de vaandels; een haard van militarisme; een nonchalant gebaar; de rancune zijner vorige medewerkers; hij weet in de debatten een beleefdheid te bewaren welke zich nooit verloochent; hij was het voorwerp eener spontane ovatie; Mijnheer Lebureau. Enz., enz.
K. WALGE.