‘Ten 6 u. zeer stipt’.
'k BEN genood op een speeltje ‘ten 6 u. zeer stipt’, 't En is den eersten keer niet dat ik er zoo moet zijn ‘ten zes uur zeer stipt’. Maar iederen keer dat ik dat hoor ‘ten 6 u. zeer stipt’, 'k zit er danig meê in.
Dikwijls staat erbij: ‘deuren open van ten 5 1/2’; en dit geeft me nog den daver ertoe: ik neem aan dat ze de zaal verluchten een half uur lang op voorhand; zelfs 't heeft me reeds wonder geschenen dat het er niet bijstond van de vensters ook: ‘deuren en vensters allemaal wijdgat open van ten 5 1/2 voort’... Daarom durf ik er nooit te vroeg aankomen, om in dien eendelijken trek niet te zitten; maar te laat komen mag ik ook niet want het spel begint ten 6 u. ‘zeer stipt’! 't Is moeilijk om stipt op het stip aanwezig te zijn.
Aan een anderen kant, ‘zeer stipt’ dit begrijp ik niet goed. Ten 6 u., ten zessen, op d'slag van den zessen dat versta ik; ‘ten 6 u. stipt’ ook, dit is immers ‘stipt’ op het stip van 6 u.’... Maar ‘zeer stipt’? Is er iets stipter dan stipt? Of zijn de liên nietmeer stipt, en bedoelt men: ‘op zes u. stipt, wezen de menschen zeer stipt om stipt er te zijn’?
In alle geval, eertijds zei men ‘6 u.’, dan ‘6 u. stipt’, nu ‘6 u. zeer stipt’; en hoe zal men zeggen daarna: nog stipter dan zeer stipt?