Biekorf. Jaargang 30
(1924)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
gouvernement bedankt voor de sympathie en de solidariteitsbetuigingen van de marine; het electrisch licht zal bij een defect aan de electriciteit automatisch vervangen worden door een hulpapparaat met acetylene; uiterste moderne creaties slank en dierlijk [sierlijk?] en tevens praktisch medicalisch; gouverneurs die in latente wrijving met hunne geadministreerden zullen fungeeren’. - ‘Nog een beetje geduld, maart ons een verontweerdigde Lezer, en 't zoogezeid algemeen nederlandsch wordt algemeen fransch!’ En hij voegt er ook een uitknipsel bij: ‘Alle politiek die, tegen deze schuld solidariteit in, ageert, is immoreel en destructief van alle waarden’. Een ander onzer Lezers meldt uit zijn ‘volksgazette’: ‘Onze generatie wil synthese; onze generatie wil gemeenschapsarchitectuur in de ideeën; onze generatie staat voor een essentieel probleem; op een eerste zicht schijnt onze generatie geacculeerd voor een allerpijnlijkst dualisme...’ Dan zegt hij daarbij: ‘Wat kan ons volk wegdragen van zulk geleerd ‘nederlandsch’? Een andere Lezer nog laat me weten: ‘ik walg van die taal, ik heb mijn dagblad opgegeven’. 't Ergste is dat we allichte zouden moeten alles opgeven, tot den moed toe. Men - en dit is nog uit name van ‘vlaamschgezindheid’ - men stampt in aan 't volk dat alles, wat in 't vlaamsch ‘voornaam’ wil gezeid zijn, dit moet wezen met fransche woorden; alzoo in bladen, in winkelramen, in uitstallingen, in voordrachten, op 't tooneel, enz. Nog laatst klonk het op een volkstooneel van ‘de prestige voor de inferieuren’! 'n En is dat geen jammer en deernisse? Is 't een vervloeking die hangt over ons volk? Toen de Rederijkers hen moeiden met boekstafkunde, deden zij op-end-op hetzelfde als heden de Degelijken die hen moeien met bewind- en wetenschap: telkens dat tonzent de hoop van de menschen hem zet aan geleerdheid (of liever halve geleerdheid), doet hij erom om zijn tale met fransch te doorspekken... zoodanig dat ze 't dan achterna zelf bespottelijk heeten. Zoo lachen wij thans met de taal van de Rederijkers, zoo lachen eensdaags de nakomelingen ook met deze onzer Degelijken. Intusschen ongelukkiglijk vergaat meer en meer bij ons 't gevoel, de zin, de ‘neuze’ van 't vlaamsch. Alzoo las ik ook in de bladen (binnen den tijd van een maand verzameld links en rechts, en zonder erachter te zoeken) - en dit is nog gevaarlijker, 't is fransch uit-end-uit in het vlaamsch -: Hij moet het bed houden (= garder le lit); 't leger der werk- | |
[pagina 10]
| |
loozen (= l'armée...): de stormachlige jeugd van D. ( = la jeunesse orageuse); de roovers verspreidden zich over het schip (= se répandirent...); beladen met jaren en eerbewijzen (!) (= chargé d'ans et d'honneurs); een vergissing van zekere afmetingen (= une erreur de dimension); een bericht maakt de ronde der pers (= fait le tour de la presse); dit zal niet van belang ontbloot zijn (= dépouillé d'intérêt); zij was een buitengewoon sympathieke verschijning (= une apparition particulièrement sympathique); Brussel had voor de gelegenheid zijn feestkleedij aangetrokken (= pour la circonstance avait mis ses habits de fête); trekken we de spons over die geschillen (= passons l'éponge sur...); de spreker brak een lans ten voordeele van (= rompit une lance pour); een bezuiniging van kaarseinden (= économie de bouts de chandelle, in volksch vlaamsch ‘een pint in een teug en een sulfer met vier’); de Kamer is geweldig onder den indruk van het ontslag van haren ouderdomsdeken (= vivement sous l'impression de la démission de son doyen d'âge); de zaal was haast gevuld (= remplie); hij was in de wolken over het terugvinden (= il était aux nues); en waar het komische overloopt (= où le comique déborde); een Titiaan is blootgelegd (= découvert); na deze eerste operatie kreeg het schilderij een heel gewijzigd aspect (= après cette première opération... changea d'aspect); [en van een wijze van een zaak uit te stellen zoodanig dat deze erdoor scheen voorlange verstoken te zijn, las ik] dat is eene begrafenis (= un enterrement)! Zulk een verfranscht gezeg heeft men ook met enkele woorden: ‘een inspecteur’ (= schadebeletter); ‘eene vlucht’ (= un vol, een vliegtocht); ‘de frontuniekers’ (= de mannen van 't ‘front unique’); en 't verergerend misbruik van 't reeds eenmaal vermelde ‘zijne vriendin’ (= son amie, of gezellin ten schoonste gezeid). Allemaal dit fransch in vlaamsche bewoording is nog tienmaal erger voor 't behoud onzer taal dan 't bovengenoemde vlaamsch met fransche woorden. Geen van de twee deugt; maar 't tweede is reeds een stap verder naar den diepen dan 't eerste. Met fransche woorden in den mond, nu fransche zinnen in den geest, binstdien almeer den haat voor 't volksch en eigen vlaamsch in 't hert, - dit alles uit voornaamheid zoogezeid, maar eigenlijk uit luie onwetendheid -, zoo al ineens in nieuwsbladen, in schoolgeleer en voordrachten, in ambts- en zakentaal, in wetgeving, in heel het openbaar gedoen, daarmeê zijn wij alreeds van nu verkocht en binnenkort geleverd. De groote schuld daarvan?... We hebben in den vlaamschen strijd teveel roepers, teveel leiders, teveel hoofden, teveel | |
[pagina 11]
| |
zinnen en teveel.... geernaardspooten. Dat is de schuld van alles. Bleef elk toch aan zijn eigen werk, deed elk het zijne om best en dàt in 't vlaamsch, en liet elk ondertusschen het ‘vlaamsch’ aan ‘'t vlaamsche volk’! Dan zou het beter gaan.
OPRECHT. |
|