Biekorf. Jaargang 30
(1924)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdEen nieuwe Indo-europeaansche taal: het hethetisch.Brief aan eerw. heer A. DassonvilleWeleerweerde Vriend,
Toen wij na den wereldoorlog malkander wederzagen, was de bijzonderste nieuwmare welke wij te bespreken hadden, de ontdekking eener nieuwe indo-europeaansche taal. Wij van onzen kant bevinden ons thans in de gelegenheid die bespreking voort te zetten, en U Ed. 't een en 't ander daarover mede te deelen. Boghazköi ligt in Klein-Azia, vijf dagreizen oostwaart van Angora en Frederik Hrozny, vroeger hoogleeraar te Weenen en thans hoogleeraar te Praag, werd in April 1914 met andere geleerden belast de stukken hethetisch nagelschrift te ontcijferen, door Hugo Winckler te Boghazköi uitgegraven. Die stukken dagteekenen van de jaren 1500 tot de jaren 1300 voor Christus. Hij en verwachtte er zich niet aan in het voormalig rijk der Hethiten een volk te ontdekken, dat eene indo europeaansche taal gesproken hadde. | |
[pagina 4]
| |
Vijf maanden verbleef hij in Constantinopel. Ontelbare nagelschrifttafels zijn door zijne handen gegaan. Zij waren in de hethetische tale opgesteld; hier en daar stonden er sumerisch-akkadische woordteekens, en ook wel soms een zin in akkadische woorden opgesteld. De uitkomst zijner navorschingen gaf Hrozny uit in een boekwerk dat in 1916 en in 1917 verscheenGa naar voetnoot(1) Om de beteekenis der hethetische woorden te achterhalen steunde de geleerde schrijver alleenlijk op de bediedenis der nevenstaande woorden; 't en is maar als hij door menigvuldige voorbeelden den zin had vastgesteld dat hij de woorden der hethetische tale met de woorden van andere talen vergeleek, en zoo bleek het door menigvuldige vergelijkingen en bewijzen dat hij besluiten moest dat hij met eene indo-europeaansche taal te doen had. Hij en wist nog niet waar hij naartoe ging, toen hij bij voorbeeld den volgenden zin tegenkwam: Nu ninda-an ezzatêni wadarma ekuttêni. Dat wil zeggen: Nu brood zult gij eten, water verder zult gij drinken. Nu is ons indo-europeaansch woord: nu, nun, nune. Ninda is een akkadisch woord dat brood beteekent. An is de uitgang van den vierden naamval. In ezzatêni erkennen wij vooreerst den indo-europeaanschen wortel ed, eten, edere, oud hoogduitsch ezzan. Têni is de uitgang van den tweeden persoon van den toekomenden tijd. In wadarma hebben wij twee deelen: ons indo-europeaansch woord water, en het aangehangen voegwoord ma dat verder beteekent en overeenkomt met het thessalisch ma, beantwoordend aan het grieksch de. In ekuttêni aanschouwen wij denzelfden uitgang als hooger en den stam eku, dien Hrozny stelt nevens het latijn aqua water, en aan denwelken hij de beteekenis | |
[pagina 5]
| |
hecht van drinken en drenken. Dezen laatsten zin treft men ook aan in het latijnsch woord adaquare. In zulke volzinnen en in ontelbare andere van dien aard is het klaar te zien dat wij hier eene indo-europeaansche taal voor handen hebben.
***
Hrozny heeft ook kunnen vaststellen dat de indo-europeaansche taal der Hethiten tot de afdeeling der centumspraken behoort, en in de woordontledingen welke op iedere bladzijde te lezen staan, bespeuren wij nog al dikwijls nauwe betrekking met onze germaansche talen. Wij vatten de zaak op als volgt: De indo-europeaansche volkeren woonden vóór hunne uitbreiding rondom de Zwarte Zee. Van Gomer, zoon van Japhet stammen de Kimmeriërs afGa naar voetnoot(1). Wij aanzien de Kimmeriërs als den germaanschen tak der indo-europeaansche volkeren. Reeds StraboGa naar voetnoot(2) zette de Kimmeriërs in verband met de Kimbers, die in den tijd van Marius als de volkerenbond der Germanen golden, en er worden hedendaagsche volkenkundigen gevonden die ook genegen zijn om de Kimmeriërs met de germaansche Kimbers gelijk te stellenGa naar voetnoot(3). In eene wonderbare voorzegging van EzechielGa naar voetnoot(4) worden Gomer en zijne legerscharen wederom vermeld. Zij moeten deel uitmaken van een ontelbaar leger, dat met Magog, 't is te zeggen met de Scythen, ook bij de Zwarte Zee gevestigd, tegen 't volk van Israël moet optrekken. De Kimmeriërs woonden immers aan de Zwarte Zee en verder in 't Noordwesten, in die koude, ontoegankelijke en sombere streken door HomerosGa naar voetnoot(5) als hun vaderland geschetst, en die zeer wel | |
[pagina 6]
| |
trekken op de gewesten door de Kimbers of Germanen bewoond. 't Is aan de Zwarte Zee dat zij in den oortijd hunne runen opgenomen hebben, die zoo eene slaande gelijkenis vertoonen met de oude schriftteekens deze laatste jaren in Kreta en in Klein-Azia ontdekt. Van aan de Zwarte Zee hebben de Kimmeriërs of Kimbers zich uitgebreid in de valleien van den Donau en van de Weichsel tot in Skandinavië. De vermaarde Krimgoten, door onzen Busbeck ontdekt, zijn de overblijfselen van die oude Germanen die aan de Zwarte Zee gebleven zijn. De Hethiten zijn geen indo-europeaansch volk; zij stammen af van Cham, maar zij hebben eene indo-europeaansche taal aangenomen. Zij waren ook bij de Zwarte Zee gevestigd en stonden in nauw verband met de Indo-europeanen, die van aan de Zwarte Zee vertrokken zijn en vooral, meenen wij, met de germaansche Kimmeriërs. * * * Veel genoegen zoudet gij vinden in het onderzoeken der naamwoordenstammen der hethetische tale. Zij gaan uit op u, i en a. Deze die eindigen met medeklinkers gaan uit op l, op r met ir, ar, sar, tar en war, op n en op nt. Eenige werkwoorden bestudeert Hrozny afzonderlijk zooals jawwar, maken, dâwwar, geven, pâwwar, trekken, kisa, worden, harmi, neem, essuwwar, zijn, appatar, vatten. Dan volgen werkwoordenstammen op nu, op sk en op h. * * * Aangaande de woordstudiën, nemen wij als voorbeeld het hethetisch woord bir, dat huis beteekent en ook pir kan gelezen worden. Schrijver vergelijkt het woord bir of pir met het egyptisch pr, het assyrisch pir en het grieksch per, pher en phar. Hij vindt verder gelijkenis met het messapisch woord burion, dat ook huis beteekent en bij Hesychius te lezen staat. Dat woord zal wel, zoo meenen wij, uit den mond der egyptische en hethetische Chamieten naar het grieksch en het messapisch overgekomen zijn. Ons woord buur | |
[pagina 7]
| |
is ook van duisteren oorsprong en de uitleg, dien wij er af vinden en is niet voldoende. Ons oud vlaamsch ovenbuur zal ook wel aan de oostersche talen zijne naamreden te danken hebben, tot groote verbaasdheid van dezen die niet weten dat er sedert deze laatste jaren nieuw licht uit het Oosten gerezen is en dat men reeds spreekt van de taalwetenschap der toekomst, die aan 't worden is. *** Nemen wij nu een woord uit het wetboek der HethitenGa naar voetnoot(1), dat het beroemd wetboek van Hammurapi gelijkt. 't Is het woord takku. Het beteekent: indien, wanneer. Het komt zelfs in het opschrift van het wetboek: Takku Galuas: wanneer een man. Iedere wetsbepaling begint met dat woordeken. Dat bij- of voegwoord is ook indo-europeaansch; het vindt zijne weergade in het dorisch toka, dat beantwoordt aan het attisch tote. Men kan het afleiden van het volgend hethetisch aantoonend voornaamwoord; eerste naamval enkelvoud, mannelijk tas (niet gebruikt); vierde naamv. enkelv. mann. en vrouwel. tan; het onzijdig enkelvoud is tat in de twee naamvallen. Het meervoud is tâs, ook in de beide naamvallen der drie geslachten. Bekent ge in dit onzijdig aantoonend voornaamwoord de weerga niet van ons voornaamwoord dat, dadde? ɐ** Nog eene vraag om te eindigen. M. CarnoyGa naar voetnoot(2) zegt, in zijn merkweerdig boek over de Indo-europeanen, dat de Goten volgens de getuigenis van Jordanes, hunne voorouders als goden vereerden. Rudolf Much van Weenen, die vroeger door de verspreiding van Biekorf uwe namenvorschingen kende en prees, zegt dat die goden bij Jordanes ansis genoemd wordenGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 8]
| |
Onze vraag is nu de volgende: hoe moeten wij die naamgedaante ansis opvatten? Hier achter onzen Ste Pietersberg en vinden wij geen bescheid daarover. Wij erkennen daarin den godennaam ans en wij meenen dat de goden bij de Germanen twee namen droegen; zij werden Asen en ook Ansen genoemd. 't Woord ase hebben wij reeds in de talen der Chamieten ontmoet. Is het nu louter toeval dat wij het woord ansis ook bij de Hethiten aantreffen? Hrozny deelt den volgenden zin mede: Abuina Mursilis ansiis kisaat. Dat wil zeggen: mijn vader Mursilis is gestorven, letterlijk is god geworden. Abuina is akkadisch en wil zeggen mijn vader. Men erkent den stam ab, die vader beteekent in al de semitische talen, en dien men tegenkomt in den epistel der mis van den Zondag na Kerstdag: abba pater. Mursilis is de name van eenen koning der Hethiten. Men heeft de zekere bediedenis van dien name nog niet kunnen vaststellen. Dan komt het woord ansiis dat god beteekent. Schrijver beschouwt het niet als een indo-europeaansch woord; zou aan dit vreemd woord het gotisch woord ansis zijnen oorsprong niet te danken hebben? Kisaat is de derde persoon enkelvoud van den verleden tijd van het werkwoord kisa, dat worden beteekent. 't Is eene uitbreiding van den wortel ki, dien schrijver in verband stelt, met de grieksche zegwijze: keitai, het is gelegen. Valeas vigeasque in Christo. Uw zeer toegenegen, J. Claerhout. |
|