Biekorf. Jaargang 29(1923)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 273] [p. 273] Een vers dat wilde ik dichten... Een vers dat wilde ik dichten, maar 'k en kreeg 'et niet gedaan. De kop was wel te vinden, maar 'k en kreeg geen lijf eraan noch steert. 'k Greep naar een rijm, 't was weg en door; mijn vuist intusschen viel in de rijmen als een kei valt in een bende musschen. 't Gaat al wat immer rijmde op vlucht en mijn gedachte snelt het niet in, lijk de drijfsneeuw die voor 't zonnewezen smelt. Wat moet ik doen! tenzij de star- onvruchtbre veder strijken en hopeloos de lucht in naar de watten wolkjes kijken. De vogel die gevlucht is, komt misschien nog weder bin', misschien valt uit de lucht een nieuw gedacht in mijnen zin! 't Is al omniet gepieroogd en gepinkt op den kijkuit: de watten wolkjes, wolkjes zijn van watte en daarmeê uit. Caes. Gezelle Vorige Volgende