zijn hofsteê gerocht, met vele-veel moeite. Nog 9 koeibeesten gevonden, en ze meêgebracht. Ze stonden nog goed. Daar krielde 't van krijgsvolk. Ook waren er een aantal mannen op zijn hof begraven. Maar anders nog niet vele vermooscht.
Heeledagen trekken hier koeien voorbij. Met groote hoopen soms, te weten van vluchtelingen die ze hebben mogen gaan halen. Eén dingen is ergerend, meer en meer menschen hebben ook koeien meê die de hunne niet zijn, en zoo gebeurt er al veel onrechtveerdigheid. De fransche krijgsliên ook komen af met heele kudden koeien en zwijns, en steken ze hier af tegen al dat ze krijgen kunnen. Dezen avond nog zag ik er alzoo afzakken met een 30 zwijns, groote en kleine, komende van de Vierstraat, en die ze hier te gelde stelden voor al die hen koopen wilde. Ik hoorde van iemand die er 3 kocht, drie schoone, voor 100 frank.
Thans geraken we ertoe ons allengerhand een gedacht op te maken van den oorlog en... van de fransche soldaten. Het is onbetwistbaar dat de fransche soldaten die hier te Dickebusch waren uiterst moedig geweest zijn en dapper hebben gevochten. Doch wat ze nog liever deden was mooschen en breken. Wie éénmaal gevlucht had, 'n vond zijn huis nooit meer weder dat 't geheel was. Eetware en huisraad waren verdwenen, dekking en kleederen om 't even, de bedding verhuisde van 't eene huis naar 't andere, alle sloten lagen opengebroken; stoelen en woongerief, alaam en hommelpersen, alles wat hout was had gediend om te stoken. Onze Franschen, meest allen uit 't Zuiden, zijn daarbij uitnemende vuil. Van eten, brood, suiker, koffie en vleesch, zijn zij rijke voorzien: hun brood staat niet aan hier, 't is gezouten en zuur; doch hun vleesch is zeer schoon en zeer goed. Welaan van dit vleesch snijden ze het beste af, en 't overige met de beenderen werpen zij waar liet maar 'n wil vliegen, het dichtste het gereedste; en zoo doen zij met al hunnen afval. Bachten de huizen, ja tot binnen de huizen, vindt