Biekorf. Jaargang 29
(1923)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe drie Martelaars van Reninghelst
| |
[pagina 250]
| |
denkt dat Reningkelst eene kruiskerke hadGa naar voetnoot(2), even als de meeste parochiën der streek, dewijl de kruiskerks de regel was en ik niet bewezen heb (in voldoende mate) dat Reninghelst daarin uitzondering gemaakt heeft. Ik denk ons Vlaanderen in 't algemeene on mijn Westland in 't bijzondere genoeg te kennen, om overtuigd te mogen zijn dat het begin der parochiekerken zeer nederig geweest isGa naar voetnoot(3), en dat er tusschen de oorspronkelijke kasteetkamer der parochieGa naar voetnoot(4) en de kruiskerke van eeuwen laterGa naar voetnoot(5) een tusschenvorm bestaan beeft, namelijk de eenbeukige kapelle waaruit de parochiekerk gegroeid is, 't zij door uitbouw 't zij door gansch nieuwen bouw. Daarover echter niet geredetwist. 'k Zal enkel van de kerke van Reningkelst sproken. EH. L.D.W. vermoedt het [vorig] bestaan eener kruiskerke met den toren in 't midden. Deze kerke moest natuurlijk daar ze in ééns gebouwd geweest isGa naar voetnoot(6), met dezelfde bouwstoffen opgetrokken geweest zijn in al hare deelen. Welnu de westgevel is nu nog in ruw bergsteen, de koormuur en de uiteinden van den kruisbeukGa naar voetnoot(7) zouden ook in 't zelfde bouwsteen moeten zijnGa naar voetnoot(8). Evenwel dat is nietGa naar voetnoot(9). De brand der kerk kan niet ingeroepen worden, want de brand eener kerke vernietigt de muren nietGa naar voetnoot(10). Overigens in ons geval zijn de muren van den westhelftGa naar voetnoot(11) der kerke gespaard gebleven, dus zouden de muren van den oosthelft het ook gebleven zijnGa naar voetnoot(12), hadden ze bestaan. | |
[pagina 251]
| |
Eer weze ook bemerkt dat de kerke van Reninghelst dagteekenend van 1595 en 1623Ga naar voetnoot(13), (deels gebouwdGa naar voetnoot(14) en deels herbouwd) geen kruiskerke isGa naar voetnoot(15). Welnu ware ze het vroeger geweest (in 1569 namelijkGa naar voetnoot(16), zij zou het voorzeker gebleven zijnGa naar voetnoot(17). Ik moot ook bijzonder de aandacht van den lezer erop gaande maken dat in geval van eene kruiskerke in 1569Ga naar voetnoot(18), de koormuur moet gestaan hebben waar hij nu staat, want hij kan onmogelijk nader van den toren gestaan hebben, daar er nu reeds zeer weinig plaatse is tusschen toren en koor (eene enkele balkspanne), met eenen kleinen uitsprong voor den middenbeuk buiten de zijdbeuken. Insgelijks kan deze muur ook niet verder gestaan hebben, want de bevolking aangroeiende (buiten tijdelijken achteruitgang in beroerde tijden, die de blijvende gebouwen niet mocht doen verminderen) mocht men de kerke niet doen inkrimpenGa naar voetnoot(19). Wat meer is, de koormuur van thans staande waar hij in 1569 zou moeten gestaan hebbenGa naar voetnoot(20), moest ook de groote autaar gestaan hebben waar hij nu staat. Dus moest E.H. Vanneste die daar juist gegraven heeft (den ganschen koor heeft hij omzeggens omgedolven) de beenderen der Martelaars gevonden hebben. Welnu hij heeft gansch gefaaldGa naar voetnoot(21). Het onbeduidend kleen gebeente dat hij gevonden heeft levert integendeel het bewijs dat hij op den ouden kerkhofgrond van vóór 1595 wasGa naar voetnoot(22), gezien er hoegenaamd geene beenderen meer en zouden gevonden geweest zijn ware daar reeds van in elfhonderd en oneffen de koor van eene kruiskerke geweestGa naar voetnoot(23). In de veronderstelling van eene oorspronkelijke kruiskerke zal men ook bezwaarlijk het bestaan van eenen muur dwars door den middenbeuk, aan den westkant van den toren kunnen goedmaken. Die muur van 1 m. en oneffen diepte, waarvan deelen nog opklimmen tot 5 m. hoogte en die een 0.25 m. breed was, sloot tijdens zijn bestaanGa naar voetnoot(24) den middenbeuk af, dus was er geen autaar achter, 't zij | |
[pagina 252]
| |
verre, 't zij naar. Hij eindigde dus de kerkeGa naar voetnoot(25). Er was dus geen kruiskerke. Men zegge niet dat het een voorloopige muur geweest is tijdens den heropbouw na den brand, want het hout zou dien dienst verricht hebben, niet het steen, overigens zou men geen meter en oneffen diep gegaan zijn, men zou hem in 't nauwste van de torenopening gemaakt hebben, on men zou hem ten slotte gansch weggenomen hebben als de kerke voltooid was. Men bemerke ook dat de zijdbeuken eener kruiskerke de kruisarmen aanvullen, daarbij, dat de uitspringende armen van het kruis bezwaarlijk langer kunnen zijn dan de boom van het kruis breed isGa naar voetnoot(26). De zijdbeuken eener kruiskerk kunnen dus moeilijkGa naar voetnoot(27) breeder zijn dan de middenbeuk. Welnu ze zijn het toch wat te Reninghelst. Gelijk dus hoe men de kerk beschouwe, alles spreekt het bestaan van een oude kruiskerke tegenGa naar voetnoot(28). Nopens de toegemetste drie vensterkens west in den middenbeuk zal ik bondig zijn. Ik heb verschillige redens om te bewijzen dat deze drie vensters nooit geen blinde versiervensters geweest zijn, maar ik zal die zaak laten rusten tot na den winter, daar ik zooeven afsprake bekomen heb om na den winter een of meer vensterkens naar vereischte open te brekenGa naar voetnoot(29) en te zien en te tasten wat er bachten dat metselwerk steekt. Over dit punt tot weerziens dus beste lezers Biekorvers.
Gust. Lamerant. Yper, 14n in Slachtmaand 1923. |
|