Biekorf. Jaargang 29
(1923)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 174]
| |
Onderzoeken wij eerst en vooral onder welke gedaanten die een en dezelfde name te voorschijn komt. Onder de gedaante Menapii vermeldt Caesar, eenen belgischen volksstam, vermoedelijk van gallischen oorsprong. Over de germaansche of de keltische afkomst der oude Belgen zijn de meeningen nog altijd verdeeld. Dat doet echter niets aan de namen der volksstammen. Die namen kunnen gemakkelijk van keltischen oorsprong zijn en iedereen aanveerdt ook dat de oude Belgen gallisch spraken. In de vierde eeuw, toen de H. Hieronymus naar Trier verbannen was, hoorde hij daar keltisch spreken en hij was uitnemende welgezind daar eene tale te hooren die geleek aan deze der Galatiërs, die hij in Klein-Azia gehoord en wellicht ook geleerd had bij 't studeren van den brief van den H. Paulus ad GalatasGa naar voetnoot(1). Hij heeft ook nog 't een en 't ander over de Galatiërs en over hunne zeden en gebruiken geschreven. De vermaarde aardrijkskundige Ptolemaeus, uit de tweede eeuw na Christus, spreekt van eene stad Manapia polis in het zuiden van Ierland gelegen en thans Wichlow genoemd. Dezelfde schrijver doet eenen volksstam kennen, langs de oostkuste van Ierland gevestigd, die den name van Manapii draagt. 't Welbekend eiland Man heet Mona, Monapia, Manavia, Menavia in oude schriftenGa naar voetnoot(2). Al die verschillende namen zijn klankwisselende gedaanten van een en denzelfden name Menapii als volksstam en Menapia als landstreek.
***
Wij onderscheiden drie deelen in den name Men-ap-ii: | |
[pagina 175]
| |
den stam men, den stam ap, die hier als achtervoegsel dienst doet, en den uitgang ii.
***
In ii ontwaren wij twee uitgangen; de eerste i is een naamwoordvormend achtervoegsel en de tweede i is een naamvalvormend achtervoegsel.
***
Wat treffen wij aan in het naamdeel ap? 't Is het woord apa dat water beteekent. Is dat nu een keltisch of een germaansch woord? Holder, in zijn groot woordenboek der keltische talen, en doet geen uitsprake. Na apa zet hij een vraagteeken; dat wil zeggen, meenen wij, dat hij niet weet of het een keltisch of een germaansch woord is. KossinaGa naar voetnoot(1) noemt apa een keltisch woord; nevens aqua vertoont apa het bekend keltisch taalverschijnsel van den overgang der indo-europeaansche q in p; dat schijnt ons een slaande bewijs dat apa een keltisch woord is. In germaansche plaatsnamen overgenomen, heeft het woord apa de tweede germaansche klankverschuiving meê gemaakt van p in f. Kossina en Holder zeggen beiden dat wij dit woord apa in den volksname Menapii aantreffen. Hoogleeraar CarnoyGa naar voetnoot(2) zegt dat al de plaatsnamen die met apa eindigen door het germaansch kunnen verklaard worden; 't moet zijn dat hij 't woord apa als een germaansch woord aanziet. Gallée bevestigt van zijnen kant dat het woord apa in geene enkele keltische taal te voorschijn komt en Lohmeyer poogt te bewijzen dat het woord apa de beide germaansche klankverschuivingen heeft meêgemaakt en beantwoordt aan het ierlandsch woord | |
[pagina 176]
| |
abh watervloed, en aan het latijnsch woord abnis voor amnis stroom; de keltische stam ab, water, komt ook met neusklank te voorschijn in het sanskrietsch ambhas, water, in het grieksch ombros en het latijn imber, die beide regen beteekenen. De stam ab moet in 't germaansch door de eerste klankverschuiving apa en in het hoogduitsch door de tweede klankverschuiving affe wordenGa naar voetnoot(1).
***
Welke is nu de beteekenis van 't eerste lid men in den volksname Menapii? Deze indo-europeaansche wortel men - grieksch menô, ik blijf, latijn manēre, blijven - beteekent wonen, verblijven, standvastig blijven, gevestigd zijn. Nieuws in de wetenschap is 't dat die stam men in verschillende egyptische woorden met dezelfde beteekenis waargenomen wordt. Datleert C. Autran in zijn merkweerdig boekwerk over den zegel van den koning der Hittiten, TarhondemosGa naar voetnoot(2). Dat moet niemand verwonderen en wij hebben ook reeds eenig verband tusschen onze talen en de talen der Chamieten ontdekt. Wij zullen hier twee, drie onzer kleine ontdekkingen aanstippen. Men weet dat de goden bij de Germanen Asen genoemd worden. Eene wisselgedaante met neusklank was in gebruik bij de Goten, die hunne goden Ansen noemden. Men kent geen zekeren uitleg van dien naam. Wij gelooven dat hij van de Chamieten afkomstig is. Bij de Etrusken heeten de goden AisoiGa naar voetnoot(3) en de klank ai verbeeldt den klank a in 't etruskisch, hetgeen de gelijkenisse tusschen den germaanschen name en den etruskischen | |
[pagina 177]
| |
name nog duidelijker maakt. De stam as is ook in de tale der Egyptenaren waarneembaar; de welbekende god Osiris wordt eigentlijk Asar genoemd. De Egyptenaren noemden hunnen vader atefGa naar voetnoot(1). Dat woord behoort tot den stam at, die vader beteekent, ook in het sumerisch, dat de oudste tale is der eerste bewoners van Babylouië, die ook Chamieten waren. Atta is ook een vadernaam in het grieksch en in het gotisch. BrugmaanGa naar voetnoot(2) zegt dat het een vleiname is om vader aan te spreken. Wij gelooven dat het een vadernaam is, aan de Chamieten ontleend. Bij Kiliaen leest men aette voor vader en in Limburg is ata voor grootvader nog in gebruik. De Basken zeggen aitaGa naar voetnoot(3) voor vader. De Basken en zijn geene Iberiërs zooals velen denken. De Iberiërs zijn Indo-Europeanen. Zij woonden eerst in Klein-Azia. 't Zijn de afstammelingen van Thubal, zoon van JaphetGa naar voetnoot(4). Van ergens bij 't gebergte, aan den oostkant der Zwarte Zee, kwamen zij langs Italië en 't Noorden van Afrika naar Spanje. Wat er van hunne taal overgebleven is, kan gemakkelijk door het indo-europeaansch uitgeleid worden. In Klein-Azia dwarrelden de Indo-Europeanen en de Chamieten door elkander. Wij meenen dat de Basken een stam Chamieten, wellicht een stam Hittiten zijn, met de Iberiërs bevriend of aan hen onderworpen, welke met de Iberiërs uit Klein-Azia naar Spanje gekomen zijn. Dat is onze veronderstelling om 't bestaan der Basken in Europa en in Spanje uit te leggen. Een koptische wortel is top en hij beteekent stoppen. Vergelijkt de menigvuldige woorden die 't zelfde beteekenen, de eene met voorgevoegde, de andere zonder voor- | |
[pagina 178]
| |
gevoegde s en ge ziet nogmaals een en denzelfden wortel in onze talen en in het koptisch, dat de egyptische volkstale is der eerste christenen van EgyptenGa naar voetnoot(1).
***
Het stamlid Men drukt uit dat het volk der Menapiërs gevestigd is en een vasten stand heeft; het lid ap, het bepalend achtervoegsel, vertoont ons de wijze dier vestiging, de plaats waar de Menapiërs hunne woningen verkozen hebben. Ze zijn gevestigd bij het water en misschien wel op het water, in paaldorpen of bij middel van keltische crannogs of paaleilanden, zoo 't Strabo van de Morienen vermeldt. De Menapiërs zijn de lieden die bij 't water of op het water gevestigd zijn. J. Claerhout. |
|