Vondsten in de verwoeste streke
Te Beerst, terwijl men op de mote van het oud kasteel de grondvestingen onderzocht, ontdekte men in den noordwesthoek der twee vleugels van 't gebouw op min dan een halven meter diepte, de vervoetingen van een toren, al binnen rond, al buiten vierkantte. Die toren zal overtijd den wenteltrap bevat hebben. Hij moet al den buitenkant vierkantig gebleven zijn tot aan het ontstaan der dakingen; dan kreeg hij zijn versnijdsel aan de vier hoeken en wierd achtkantte.
Drie stappen verder langs de grondvesten van den noordwestvleugel, zelfde diepte, vond men in den opgevulden grond de scherven van een roomsch vat in grijze eerde, met de einze erbij. De einze is in goluw koper, uit één stuk, dun geslegen, breedst in 't midden en scherp uitloopende naar beide uiteinden; dan overgeplooid op heur breedte, zoodat de einze holde blijft en den vorm neemt van twee koeihoornen met hun zwaarste deel samengebracht. Ongelukkiglijk sloeg de delver de einze in drie stukken!
Beoosten Yper, vond een werkman twee bronzen stukken; een van keizer Aurelianus Augustus, het tweede van keizer Constantinus P.F. Augustus. De eerste stierf 't jaar 276, de tweede 't jaar 336.
J. Valckenaere.