Biekorf. Jaargang 29
(1923)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 143]
| |
vangen van den zegen, het laatst met zijne knie den altaartrap gedaakt, dat die ‘den broek zal dragen’! Ook staan ze dikwijls lang te dralen, al lonkende overzijds, aleer geknield te geraken! En ja, het mag, 't is toch een groote zaak ook.
D.L. | |
Nog van ‘Sloore-mijn-nichte’(Biek., 1922, xxviii, 95-96). Daar komt een katjen achter de zee,
't vangt 'n vischken met zijnen tee;
'n vischken in de panne
is goê bier in de kanne,
wittebrood
in moeder z'n schoot.
Koekeloere mijnen hane is dood,
nen hane met zeventien jongen:
'k heb erover gezongen;
over gezongen is mijn berouw;
bij nachte loopen de katten grouw,
bij dage loopen ze wit.
Trappel-de-trappel de goudsmid,
met Merria-in-oore:
ze eet zoo geren kropsalâ
met fijne olie en letter azijn,
t'halve t'halve sloore azijn.
Sloore mijn sloore mijn nichte,
ik zal bakken en gij zult zichten,
boven den hanebalke,
wat zijt gij moêtje Kalke,
wat doe-je daar?
Boontjes verlezen, 'n kom niet naar.
Oeie oeie oeie! 'k verbrande mijnen kleenen vinger!
Oeie oeie! hoe zeer doet dat!
't is 'n buile in mijn g..,
't zal 'n buile blijven,
't klokske van mijnen duim zal luien.
Tegelege tegelege!
mijn klokke is geslegen.
Schijt de bolle-beernaart
(of: Schijtebolle Beernaart?).
Geh. te Sijsseele. Edmond Bartels | |
[pagina 144]
| |
Een leugezegWonder-boven-wonderIk zag twee geeten
den oven heeten.
O wonder boven alle wonder!
Ik zag twee slekken
de barze vertrekken.
O..... enz.
Ik ging naar Gent
en zag nen populier misse doen.
Hij smeet wijwater
zoo hard als kasseisteenen.
Het viel op nen boer zijn kop,
dat zijn broek van zijn vel stropt.
Hij ging naar huis,
en vond zijn wijf tusschen twee stoelen en nen asse.
Hij zei tegen zijn wijf dat hij ziek was.
Zijn wijf deed hem nen friko gereed
van twee slekkebillen en kobbekeien
en een ziele van nen kordewagen;
en als hij gereed was,
hij zei dat hij het niet en mocht!
- en hij at erin dat hij borst.
(Sijsseele). Vgl. het ouderwetsch ‘Lied der Leugens’ dat ik indertijd onderander te Brugge heb hooren zingen door oen kleermaker uit Moerkerke.
Edmond Bartels |
|