Biekorf. Jaargang 29
(1923)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdDe Oorlog in Dickebusch en omstreken(Vervolg van bladz. 118). 1914, Den 11n in Slachtmaand, Woensdag. Meer dan 30 missen. In de kerk 's morgens één hoop, aldooreen gekwetst en gezond. Heel den nacht een helle geweest. 's Morgens voort. Bommen in den Vijver en omendom Verschoore's kasteel. Togen noen tot wel 150 schrootbommen in een half uur. De Duitschen zitten nu in 't Gesticht te Wytschaete en in 't kasteel van Godtschalck's. De Franschen schieten erop, dat we 't zien: we hooren den zoef van de bommen, en daarachter zien 'n wolke rood stof die stijgt uit 't kasteel. Tegen avond hebben de Franschen het Gesticht in brande gekregen. Eén poel is't van vuur. Dan begint de regen te kletsen, de wind jaagt, de kanonnen 'n zwijgen niet meer: 't zoelt van hun aanhoudend gebliksem, en 't davert alom. 't Is een schrikkelijke avond. Ongetwijfeld, 't zit slecht. Volk van Voormezeele komt gevlucht over den plas, en meldt dat de vijand op een kwart is van daar. De Franschen verliezen hoopen van rnenschen, en zijn nog een | |
[pagina 138]
| |
bosch kwijt te Wytschaete. De verpleegdienst verhuist naar den Ouderdom. Dan tegen avond tijgen nog een 3000 huzaren voorbij, immer toe Yperwaarts. En Elzater uit het fransch leger toont mij een dumdumkogel met overgebraamde boorden in zijn ransel geschoten. Nu hebben we nog 250 Belgen daarbij, meestal kanonniers, gerocht zonder tuig, en thans aan 't vermaken van de wegen gesteken. Donderdag, 12en. Heel den nacht volk, altijd maar volk, ook ruiters. Nietmeer ieverhands binnen te krijgen. In den dag nog volk: alpijnsche jagers, en jagers te peerde uit Limoges. Voort alsan naar Yper. Engelschen dan, en zwaar engelsch geschot ookal maar derwaard. In den voormiddag trekken de Belgen met schoppen nogal naar Yper. Heel den dag gedaver al Bixschote, omtrent den twee'n 4 duitsche schrootbommen al den oostkant van 't dorp, zonder schade nochtans. Te Heer Thevelin's 44 gevangenen, waaronder 2 overheden. In den namiddag komen twee duitsche gezaghouders met den Staf handelen: herwaard gebracht in een auto, geblinddoekt, en gevoerd hier langs omwegen. Ik heb ze zien uitstappen. Nooit geweten wat ze bedoelden. Om een kleinen stilstand van wapenen misschien? Die hun echter niet toegestaan werd. Tmijnent heb ik nu den kornel, en legerherders van Perpignan en Limoges. Vrijdag, 13n. 18 missen. De kerk ligt vol alpenjagers, waarvan enkelen gekwetst die staphands verder gevoerd worden. Gebommel al Wytschaete en Kemmel. Gesmijt op 't kasteel van Madam Segart's te Voormezeele. Zeggens vluchtelingen van daar, zitten de Duitschers alreeds in het bosch over Mouton's hof. Nog 8 man en een overheid te Vandenbroucke's begraven. Engelschen en Franschen voorbij naar Vlamertinghe. | |
[pagina 139]
| |
Zaterdag, 14n. 20 missen. Alleen met den morgen verdappert 't geschot al de kanten van Bixschote. Van een franschen gekwetste verneem ik dat Mouton's bosch weder is ingenomen. De ruiterij van Limoges trekt af naar Lotheringen: ze is hier van kleinen dienste, want meer en meer wordt het hier een oorlog met grachten. In 't klooster 8 duitsche gekwetsten: twee erg gesteld. Een ervan is gelukkig een katholieken priester te zien. Te de gekinders Cannaert's zitten verschillende menschen op slot, om belachelijke redenen door de fransche wachtliên gevangen. Er zijn erbij die een ganschen dag zijn zonder eten gebleven. Iedereen verwacht hem aan een rustigen dag, als almedeens, omtrent den eenen, schrootbommen beginnen te ontploffen op 't dorp, meest aan den westkant tusschen den Risquons-tout en Pannaert's, en ook aan de Melkerij. Van ten eenen tot den vieren ten minste 17. Kleine. Weinig schâ. Maar verwekken grooten schrik. Nu vaste wordt Dickebnsch besmeten! Velen vluchten. De gekwetsten die 't vermeugen, worden verketst verderop; de anderen gaan blijven, en moeten tewege in den kelder van de Pastorij als 't verslecht. Omtrent den vier'-en-half komt bij mij een verpleger, met 't nieuws dat men om Dickebusch te vrijwaren een hertverscheurend werk schikt te doen: den lieven toren van onze schoone kerke doen springen. 't Is beslist voor ten vijven. 'k Ga zien: reeds hangt er de lonte die 't vuur naar de milinite zal leiden. Alles is veerdig. Nog vraag ik hun of het wel noodig is, eigenlijk noodig, die wreedheid te plegen. - ‘Ja 't is opdat de Duitschen er niet meer op mikken’. - ‘Maar de Duitschen zitten lang reeds herwaard van Wytschaete, en zitten er hooge, en 'n hebben geen toren van doen, ze zien er heel de kerke en ze zien al onze huizen waarop ze hun geschot kunnen schikken’. - ‘Niet te doen, 't is beslist’.... Allen die 't weten, wachten met angsten verlegenheid. Eindelijk ten 5n en 40, brandt de | |
[pagina 140]
| |
donderslag los. 't Schrikkelijkste gerucht dat ik ooit van mijn leven gehoord heb. Heel den langen tijd dat ze smeten op 't dorp, heb ik vele bommen, zelfs groote, hooren ontploffen veel dichter van mij, doch nooit geen gerucht dat er heeft op getrokken. De toren is af tot aan de klokken, die er echter nog hangen. 't Meestendeel van de steenen liggen op 't plein voor de kerk, ook in de kerk, of nevens den toren. 't Dak vóór den toren is ingestort. Steenen en bard vlogen tot 60 meter verre. Al de ruiten van Neêrplaatske en Kerkstrate zijn uit, ook deze langs de groote kalsijde die uitgeven op de kerk. Vele pannen gebroken en af. Balken tot wel van 70 kilo vlogen tot op 't Neêrplaatske. Integendeel weinig schâ aan de kerkvensters, de geschilderde namelijk van op zijden. Had onze kerk toch zoo mogen blijven, ze ging gemakkelijk hersteld zijn. Meestendeel van de menschen 'n wisten van niets, en verschoten hen dood bijna. Wach! Welk gekerm toen ze 's anderdags over 't gegruis naar de kerk moesten... Ach! was dat zoo noodig? En inderdaad, na een jaar oorlogGa naar voetnoot(1) is het nog mijn gedacht dat het tot niets heeft gestrekt, 't en zij om 25 kilo melinite en de kerk te vermooschen, en de onruste op het dorp te vermeerzen. In Godsnaam. De ontvluchtinge neemt toe. Immer komen en keeren de alpenjagers; die keeren, loopen beslijkt ongenadig. Weer dan 9 man te Vandenbroucke's begraven.
('t Vervolgt) [A.V.W.] |
|