Dat werk alzoo voortdoen zal waarschijnlijk geen tweede meer kunnen, omdat er geen tweede meer dat zelfste herte 'n gaat hebben, samen met dien wakkeren geest on die wilskracht, en, laten we 't zeggen, dien kop en die kele en die tonge, dat kwik en die slimten, die knepe om te pakken, en die wondere kennis van 't volk die hij had, bovenal het milddadig gemoed waarmee hij al die vermogens en machten, voor 't goed 't geloof en de zoden der Vlaamsche werkliên verpandde. God beloone er hem voor.
Wij hier in Biekorf, zijn hem schuldig bezonderen dank om zijn vroege en immer aanhoudende medewerking. Voorheen was hij lid van 't Berek, stelde op nu-en-dan, en spijts zijn afmattende bezigheid, tusschenin 't maken van boeken en 't vullen van zijn weekblad, vond hij den tijd daarbij nog om, tot over twee jaar, de jaar-en tienjaarlijksche Zakenwijzers van Biekorf te maken.
Alhemdank baar zijnde voorzijn hulp-hier-goweest, laten wetrachten te worden als hij, overtuigd en koppig voor 't goed, breedschouwend en vlijtig en werkzaam; en wenschen we daarbij, voor 't geluk van ons Volk en ons Land dat zijn werken recht mochten blijven, dank aan anderen nu die zijn goê voorbeelden volgden.
God geve zijne ziel de eeuwige ruste.