Biekorf. Jaargang 29
(1923)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
III. De eerste slag om Yper.Woensdag 21n October. 't Zit al Roeselare beter, maar slechter al Waasten waar het lundert van 't schieten, vooral met het krieken en ook met het vallen van den dag. Nieuwe vluchtelingen stroomen toe, uit Zantvoorde, Hollebeke, Meessen; in den namiddag uit Langemarck, Bixschote, Noordschote, want 't verbruint ook al de kanten van Poelcapelle enz. De straten loopen zwart. Dien nacht hebben te Dickebusch niet min dan 5000 vluchtelingen geslapen in huizen in schuren en stallen. Met den noene is de ‘train’ afgekomen van de Engelschen, en deze is gaan hermen in de weide van den burgemeester. Donderdag 22n. Al Waastenwaard slecht. De engelschen schieten uit Hollebeke, Meessen, Wytschaete, Ploegsteert. Geheel den nacht is er gevochten geweest met geweer en mitrailleuse. Van 5 ½ 's morgens tot 's avonds volop het kanon. Eendelijk gedonder. Hoe dat de legers liggen? Thans: vanaan de zee tot aan Woumen is 't Belgsch; van Woumen tot Zonnebeke Fransch; van Gheluvelt voort Engelsch. De Engelschen wankelen. Bommen 's namiddags op Wytschaete, vanwaar menschen reeds vluchten. Van ons volk moeten er helpen aan 't delven van loopgrachten alom al de Vierstrate. In den namiddag komen Indiaansche troepen ter hulpe. In den avond Fransch voetvolk, hetwelk hier vernacht. Dan met den avond vermindert 't kanon maar vermeerdert 't geweld van geweren en mitrailleusen. Het is de eerste maal dat men het zoowel hoort. 's Nachts liggen op Dickebusch niet min dan weer 5000 vluchtelingen en 3000 krijgsliên. En onderwijlen rammelen de autobussen der Engelschen altijd maar voorbij met Indiaansch volk. | |
[pagina 42]
| |
Vrijdag 23n in Zaaimaand. Meessen verbetert. De Duitschers begeven. 's Morgens in de kerk stropt het van 't volk, en vele te biechte en ter H. Nuttinge. En dan buiten is het één dolen en draaien van ongelukkige vluchtelingen, gestadig op den hork achter nieuws, of er geen beternis komt, om huizewaard te geraken. Sommigen rieschen 't om toe, worden echter weeregezonden; anderen gelukken, komen aan huis, vinden 't al te brokke of geplunderd, melken zeere de koeien, smijten wat eten, snakken 't eene en 't andere mee, allemaal zoo onder de bommen, en zijn blijde wederom levend eruit te zijn; nog anderen 'n kunnen niet aan, van 't gevaar; eindelijk zijn er die 't volstrekt willen dwingen, en waarvan men nimmer meer hoort, als de gemeenteboekhouder van Hollebeke met drie van zijn makkers. Zoovelen hebben geld en weerden gedolven. Ze gaan 't hun allen beklagen... Van in de eerste dagen af, maanden lang voort, is 't een roeien en razen om te mogen alles gaan uitdelven weere: sommigen alleene met of zonder ‘deurelatinge’, sommigen met een legerman mee (als velen van Langhemarck, S. Juliaan's, Zonnebeke, Voormezeele enz.). En zoovelen onder hen die, thuisgeland met een herte lijk een brood, almedeens gaan de ponke geroofd vinden daar ze zal zijn door iemand anders ontspeurd, ofwel zal zijn blootgemaakt eens 't zij in 't ‘smijten’ 't zij in 't steken van ‘grachten’. Meestendeel ten anderen 'n gaan niet meer toe kunnen, en gaan mogen denken er te moeten een kruisken op maken, arme dompelaars tonzent, met hun schatten thunnent in de eerde: alzoo, velen uit Wytschaete, Meessen, Hollebeke, Zantvoorde, Gheluvelt, Becelaere, Moorsleê, Passchendaele, enz. Werkt en spaart dan een heel leven lang. 't Mag gezeid: Dickebusch heeft toen schoone gedaan met de vluchtelingen. 't Zijn boeren die er wel 200 innamen, en daardoor altemets ziekten introkken, als te Leenaard Vermeulen's, te Juul Delanotte's die er zijn leven aan liet. | |
[pagina 43]
| |
Ja, uitbaters waren er altijd, en zijn er geweest, maar hier staken ze af uit den hoop. Onze Lieve Vrouwe van Dickebusch heeft er aan meê geholpen: er was altijd 's avonds veleveel volk in heur Lof. Van dien dag, 's morgens, trokken de Franschen het op. Ten 9n waren alreeds 8 vliegers gezien. Heel den voornoen een gansche Fransche legerafdeelinge voorbij, voet- en kanonvolk rekkig en opgeruimd, maar met ellendige peerden. In den namiddag, weer nog een 2000 voetgangers - en gestadig-aan vliegtuigen - ...'t Kanon nu en dan al de kanten van Hollebeke... En in den avond en den nacht, 65 autowagens Franschen naar Yper. De kurassiers van gisteren vernachten hier opnieuw; en wel 6000 vluchtelingen. Zaterdag, 24n. Groote voorbijgang weerom, van Franschen, voet- en geschutvolk, naar Yper: een 5' tot 7000 man in den morgen, evenook zulke en zoovele 's namiddags. 't Meeste gerucht is al Langhemarck en Hollebeke. Ten 8 ½ trekken voorbij 380 duitsche gevangenen. Later 150 engelsche gekwetsten in auto naar Frankrijk. Onze kurassiers houden hen hier heel den dag. Zondag, 25n. Nu zijn de kurassiers er vanonder al vroeg, als achterwacht tewege van 't leger. 't Schijnt, waar het gaat, dat zij altemets aanvallen. Maar 's avonds keeren ze weer om hier te vernachten. Alzoo verschillende dagen achtereen. Binst den nacht, was het wreed hoe men schoot. Maar het nieuws is niet slecht. Al Passchendaele en Meessen 'n gaan ze noch achteruit, noch ook toch vooruit. 't Is weven een beetje. Omtrent den 7n, doortocht van 50 duitsche gevangenen: hun kam is danig gezonken. Ten 3n alverre, worden door den vijand ook 150 Engelschen gepakt en 2 van hun kanons. Het geruchte verstilt. Veel engelsen peerdevolk is toegekomen, en legert op | |
[pagina 44]
| |
de hoven < meest al Vlamertinghewaard: enkelen gaan daar nestelen-blijven tot in de WintermaandGa naar voetnoot(1) >. De kerke is te kleine geworden. Met onze twee missen alleen moet het volk buiten staan bidden. Maandag 26n dezer. In den nacht veel geschot, ook zwaar geschot van de Duitschen die bovendien met 3 tegen 1 staan. Hier en daar duwen ze om door. Van ten vijven des morgens tot ten tween na den noen hotsen hier een 600 autowagens voorbij, al met fransch voetvolk: een 14000 man ongeveer. Ten 8n, 50 duitsche gevangenen, waaronder 2 Oostenrijkers. De kerke van Hollebeke brandt; 's achtermiddags deze van Meessen, met 's avonds 't gesticht nog erbij... in brande geschoten. Schietgevecht is 't heel den dag. Echter onze kurassiers brengen in den avond goed nieuws meê: dat Passchendaele zou fransch zijn, met den helft ook van Moorsleê. Dinsdag. 't Sust. Een luchtschip gaat hangen tusschen Yper en Brielen; gevlieg bij de macht: men schiet op het duitsch tuig. Tegen avond en in den nacht komt het 16e Fransch toe, voet- en geschutvolk. Woensdag. Al Meessen gevecht met geweer en mitrailleuse. Boven Dickebusch een gevecht in de lucht, met de mitrailleuse, tusschen 2 vliegers. Er wordt afgekond: heel den nacht van zesse tot zesse niemand op reis, en van achte-voort niemand buiten. Donderdag 29n in Zaaimaand. Van vroeg reeds, kanon: dat de ruiten daveren ervan. 't Grof geschut doet al mee. Te rijtuige met twee andere menschen ga ik naar Yper. Vijf kwart blijven we op weg door de veelte van 't gerij!... Al met eens tusschen de Pannenstraat en de brugge waar de bane door de Leege Meerschen loopt, wordt een bomme gesmeten door een duitschen vlieger. Ze ontploft op 3 meter | |
[pagina 45]
| |
van ons aan den kant van den zomer weg die heel openligt nu. Ons getrek ongedeerd toch! God zij geloofd! Ondertusschen wordt er naar den vlieger wedergeschoten, die ten anderen verder nog andere bommen uitstampt, naar wij hooren, met ongelukken. Te Yper staat het al overeinde, van 't schrikkelijk gebuisch, dat lijk meer en meer nadert. Gisteren vloog er geschot tot aan Den Bascuul, en heden zijn 't vliegers die smijten. 't Krioelt er van vluchtelingen, en van Franschen en Engelschen. Aan de spoorhalle komt de eene kar achter de andere met fransche gekwetsten die opgelaad worden. Alle de bezonderste gestichten zijn verpleeghuizen geworden: op een ervan heeft ook een duitsche vlieger gemikt. Vandage dank ik den Heere, nog levend in Dickebusch weder te zijn. De engelsche voerdienst is weg uit Burgemeester's weide, naar 't kasteel van Madam Mahieu. Al 't hooi van den naasten boer is gepakt en zijn windemolen verbrand. Nu loopt de weide vol van fransche gespannen. 't Geschot is ten ergste, en tegen avond komt gewerengeketter erbij. Vrijdag 30n. Vervaarlijk gedonder al Gheluvelt-Hollebeke-Meessen. 't Laatste nieuws is niet best. De kanons verdichten van S. Elooi (Voormezeele). Volk vlucht er al. Yper wordt helderop beschoten. Heel den nacht is er van Yper alhier voorbij, met wagens en peerden, schietraad teruggetrokken. Toch gaan er ook kanons toe, en alsan nog voetvolk. Nog geen volk is wedergekeerd; het is er die reeds 10 dagen aan 't gevecht liggen, en die om nu en dan eens te rusten, mogen slapen daar in den slag, ievers ten gronde en onder den blooten hemel. Gelukkiglijk tot nu toe is 't nog altijd-aan zomer. Zaterdag 31n van Zaaimaand. Van Z.E.H. Deken van Yper mogen we morgen getween elk twee missen doen. We hebben immers nog 6000 vluchtelingen. In de omliggende dorpen van 'tzelfde. Gisteren reeds veel biechten gehoord. Vandaag heel den dag: niet min dan 800. De nacht was stille geweest. Maar in den morgen | |
[pagina 46]
| |
bommelde 't al Wytschaete en Meessen, alsan maar heviger en dichter. Men ziet de bommen vallen op Wytschaete, en 't regent er smijtschroot, ‘ramponeels’ zegt het volk (schrapnells). De fransche kanons komen staan aan de Vierstraete, en aanstonds aan 't werk. Bijna heel Wytschaete vlucht na den middag. De twee kapelaans mede. Verschillende branden. Wat gaat hier geworden? De menschen vergaderen hun paksken, delven hun schatten, verhuizen de beesten. 't Is een schrikkelijke avond... En morgen tewege?... De engelsche Grootstaf uit Yper komt toe; maar eenige uren later keert weder. Yper is vandage meer nog besmeten, en met groote ‘marmieten’. Weêr in Wytschaete een brand, van 't klooster der fransche zusters aldaar. Reeds tien dagen is de streke niet meer zonder die branden, 's avonds één laai geheel de Oostkant. Zoo beletten de Duitschers de onzen dat ze van huizen en hofsteên verweerstanden maken. In den avond nochtans omtrent dan 8n verbeteren de zaken een weinig. Versterkinge komt. Fransche kurassiers en huzaren: heel de Vijvermeerschen staan vol; omtrent den 9n voetvolk. Dickebusch ligt ééndikte krijgsvolk: ze liggen langs de huizen buiten; in de kerk 150. 't Komen ook Engelschen bij. Zoo heb ik 2 engelsche kolonels om te slapen... En morgen is 't Hoogdag! ('t Vervolgt) [A.V.W.] |