Biekorf. Jaargang 29
(1923)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdAntonius Flamingk.
| |
[pagina 3]
| |
Hoheufurter supprior, Michael Walter, tot abt van Rauden. De afgevaardigden van den bisschop van Breslau gaven gehoor aan dien wensch en wisten, na eenig wederstreven, de kloosterlingen van Rauden te bewegen Michael Walter te kiezenGa naar voetnoot(1). 17 Aug. 1586 werd bij plechtig geïnstalleerd door abt Antoon Flamingk, die zeer verheugd zal geweest zijn, den geleerden, voorbeeldigen Cisterciënser, zijn vriend, aan het hoofd te zien van de abdij, waar zulk een man noodig was. De nieuwe abt die Juni-Juli 1588 in Königssaal verbleef, overleed vroegtijdig, 10 April 1591. Dit was een gevoelig verlies voor den abt Flamingk, vooral omdat de bisschop zonder acht te slaan op de rechten der orde en der abdij, een wereldsch priester tot abt benoemde. Opnieuw stelde de bisschop in Rauden 1595 en 1603 een vreemd wereldsch priester aan, en de vicaris-generaal en visitator, Antonius Flamingk, ondervond telkens tot zijn bittere teleurstelling, dat aan zijne luide protesten en het aantoonen der droevige gevolgen, die duidelijk spraken, niet de minste aandacht werd geschonkenGa naar voetnoot(2). In de abdij Goldenkron vindt men abt Antonius Flamingk als vicaris-generaal werkzaam 1594. Hij had er 1592 den nieuwen abt Melchior Holderde geïnstalleerd en ook diens opvolger, 16 Nov. 1608, Valeutinus Schönbeck, die na den dood van Flamingk zooveel beroering in Königssaal zou brengenGa naar voetnoot(3). Een treurig geval voor den vicaris-generaal was de dood van den abt van Sedlec, Franc. Petzelius, die 1598 door vergiftiging stierf. Hij was een ijverig religieus van Königssaal, die ook in Hohenfurt als administrator werkzaam was geweest en sinds 1595 door den vicaris-generaal Antonius als abt was geïnstalleerd in Sedlec. | |
[pagina 4]
| |
Van af zijn eerste verblijf in Bohemen was abt Ant. Flamingk visitator der Cisterciënserkloosters; sinds 1590 was hij ook aangesteld als vicaris-generaal over de abdijen der Cisterciënserorde in Bohemen, Moravië, Silezië en de Lausitz. Zulk eene aanstelling gaf de abt-generaal steeds tot het volgend generaal-kapittel. 1595 ondernam de abt-generaal, Edmundus de la Croix, opnieuw een reis naar de kloosters van Duitschland. Hij verbleef eerst een tijd voor het regelen van vele ordeszaken te Weenen, waar hij 28 Aug. den gekozen abt van Liliënfeld confirmeerdeGa naar voetnoot(1). In Sept. 1595 hield hij in de abdij te Fürstenfeld (Opper-Beieren) een provinciaal kapittel der Ober-Deutsche kloosters. Zeer waarschijnlijk bezocht hij ook Königssaal, ofwel kwam abt Flamingk het hoofd zijner orde, met wien hij zoo nauw verbonden was, ergens begroeten. De generaal-abt vroeg op het kapittel aan de vergaderde abten te Fürstenfeld, dat zij de onkosten, die abt Flamingk gemaakt had voor zijn visitatiereizen en voor de zaken der Orde zouden vergoeden, opdat zijn klooster geen schade zoude lijden. Duidelijk blijkt hieruit, dat abt Autonius behalve in de kloosters van zijn vicariaat, ook in sommige der Ober-Deutsche provincie werkzaam was. 17 Sept. ontving hij van uit Fürstenfeld (tijdens zijn bezoek?) een confirmatiebrief van den generaal-abt Edmund de la Croix, waarbij hij in zijn ambt als vicaris werd bevestigdGa naar voetnoot(2). Wij veronderstellen, dat de abt Flamingk, ijverig als hij was voor het herstel der Orde, de generale kapittels der Orde bezocht te Cîteaux en tevens Clairvaux. Als commissaris voor vele ordeszaken was zijn tegenwoordigheid noodzakelijk. Uit een schrijven van den abt van GödtsthalGa naar voetnoot(3) moet men veronderstellen, dat abt Flamingk het kapittel te | |
[pagina 5]
| |
Cîteaux 8 Mei 1605 bijwoonde. Deze schreef 28 Febr. 1605 aan den abt, Antonio Flamingo, commissaris-generaal in Bohemen, dat hij niet naar het generaal-kapittel kan komen, wegens zijne zwakke gezondheid, en de vrees voor den oorlog. Hij laat hem tevens weten, dat de abt van Zwettl van plan is zijn ambt als vicaris-generaal zijner provincie neer te leggen. Hij verzoekt hem om den abt-generaal van Cîteaux aan te sporen, dat hij deze ontslagname niet zou willen toestaan. Generale kapittels werden gehouden 1584, 1596, 1601, 1605, en Mei 1609. Het is mij niet mogelijk aan te duiden bij welke abt Flamingk tegenwoordig wasGa naar voetnoot(1). Abt Antonius Flamingk was ook tegenwoordig op de Synode van het aartsbisdom Praag 1605, en nam een der eerste plaatsen in onder de abten, vóór die der NorbertijnenGa naar voetnoot(2). Hij bezat dan ook behalve het ambt van vicaris-generaal nog bijzondere waardigheden. 20 Nov. 1600 was hij door breve van Paus Clemens VIII tot notarius apostolicus benoemd en tot ‘Aulae nostrae Lateranensis et Palatii Apostolici comitem nostrum’, met al de eerbewijzen, voorrechten en gunsten er aan verbonden. Door rescript van 30 Nov. 1600 verkreeg abt Flamingk een indult van de Congregatie der Inquisitie te Rome om kettersche boeken te lezen en te behoudenGa naar voetnoot(3). Door het generaal-kapittel 1605 werd besloten opnieuw een commissaris-generaal ter visitatie te zenden naar de kloosters in Duitschland en omliggende landen. Een der vele redenen was het handhaven der jurisdictie- en exemptierechten der orde, welke door vorsten en bisschoppen met voeten werden betreden. Als afgevaardigde der orde en van den generaal werd Joannes Martinus, abt van Clairlieu bij Nancy in Lotharingen, gezonden met bijzondere volmachten. Men treft | |
[pagina 6]
| |
hem in de geschiedenis der abdijen van Zwitserland, Duitschland, Polen enz. aanGa naar voetnoot(1). We zagen reeds, dat hij met abt Antoon Flamingk zich bemoeide de abtskeuze in Hohenfurt in orde te brengen. Overal visiteerde hij de abdijen, wijdde abten en abdissen uit bijzondere volmacht. Hij had de bewijzen van den grooten invloed, den ijver van den vicaris-generaal Antonius Flamingk persoonlijk kunnen nagaan. Toen hij dan ook de opgedragen visitatie niet geheel kon ten einde brengen maar in zijn land moest weerkeeren, was de abt van Königssaal de aangewezen man als plaatsvervanger. Zijn vriend, de generaal-abt de la Croix was niet meer; het was de nieuwe generaal Nicolaas Boucherat II, die 4 Sept. 1608 van uit Cistercië schreef aan den abt Flamingk van Königssaal. Hij meldt hem, dat zijn commissarius, de abt van Claroloco Joannes Martinus wegens de voortdurende oorlogen, de overige kloosters hem aanbevolen niet meer kan visiteeren. Hij, als abt-generaal, belast nu hem met deze taak, vertrouwende op zijne toewijding en liefde voor de belangen en bloei der Cisterciënserorde. Tevens bevestigt hij opnieuw den abt Ant. Flamingk in zijn ambt als vicaris-generaal en visitator tot het volgend generaalkapittel, en verleent hem al de noodige volmachten, noodig bij visitatie, kiezing, in al de kloosters zijner provincie. 23 Sept. 1608 confirmeerde Antonius Flamingk, vicaris-generaal de gekozen abdis van Mariënstern. Het is het laatste officieele document van den ijverigen Vlaamschen abt, dat wij aantroffen. Deze weinige aanteekeningen, die wij konden opsporen, zijn slechts een beknopte schets van de vele werken en moeilijkheden van den onvermoeiden Vlaming in het land der Tjechen en omstreken. Veel leed, veel tegenwerking | |
[pagina 7]
| |
en oogenschijnlijk slechts weinig vruchten waren zijn deel. Doch enkele jaren later kwam een werk tot stand, waartoe abt Antoon Flamingk den grondslag had gelegd nl. de samenstelling van een Boheemsche provincie met een georganiseerd volledig bestuur geheel afhankelijk en trouw aan Cîteaux. Deze vereeniging was het begin van grooten bloei, wierp een dam op tegen de schending van de rechten der orde door onderlinge hulp, en weerde de tusschenkomst van niet gerechte macht en gezag. Dit provinciaal bestuur en deze vereeniging werden ingesteld op het kapittel te Praag 1616, onder leiding van den abt van Cîteaux, bijgestaan door Joh. Foucart, abt van Nizelle, monnik van Loos in Vlaanderen en Boudewijn Morel, monnik van Cambron in HenegouwenGa naar voetnoot(1). Onwillekeurig dringt zich de vraag op of abt Antonius ooit Vlaanderen weerzag? We weten het niet. Toch had hij Duinen niet vergeten, want De Visch had een brief van hem van 1583 aan de abdij van Duinen, waarin hij zijn leven beschrijft en er aan herinnert dat hij in Duinen was opgevoed en omstreeks 23 jaar geleden geprofestGa naar voetnoot(2). Misschien vindt men den brief nog wel in een der deelen der Varia Curiosa van De Visch in het archief van het Seminarie te Brugge. Abt Antonius Flamingk was reeds 13 Dec. 1609 overleden. De Visch stelt verkeerd zijn dood in 1611 in het Compend., en in de Bibliotheca in 1599. Het necroloog van Hohenfurt vermeldt zijn dood 13 Dec. 1611Ga naar voetnoot(3). De kroniek van Plass 13 Sept. 1609Ga naar voetnoot(4). | |
[pagina 8]
| |
Door zijn dood kwam Königssaal in strijd. De monniken kozen tot abt Pater Georgius Urath of Vrat. De keizer benoemde 6 Februari 1610 Valentinus Schönbeck, abt van Goldenkron. Deze haastte zich bezit te nemen van Königssaal, maar werd niet aangenomen. Om geweld te voorkomen vluchtten al de monniken over den muur naar den Pauselijken Nuntius te Praag. Abt Valentin werd in den ban gedaan, keerde naar Goldenkron weer en onderwierp zich. De nuntius, ziende dat de keizer den gekozen abt niet wilde erkennen, zocht een middel weg en de abt van Plass, Adam Urath, werd in Königssaal aangenomen, 1610; Georgius werd in Plass gekozen. Abt Adam overleed reeds 19 Febr. 1612 en had nu Gregorius, zijn bloedverwant, tot opvolger, met instemming des Keizers Mathias. Dit voorval is wel een bewijs dat Königssaal, zoo zeer door de abten begeerd, een der beste abdijen was geworden van BohemenGa naar voetnoot(1). Königssaal, gelegen in een paradijsachtige omgeving niet ver van Praag ‘Miraculum abbatiarum’ van Bohemen, waar de koningen hunne laatste rustplaats kozen, viel door decreet van keizer Jozef II, beul van zooveel abdijenGa naar voetnoot(2). De abdijgebouwen dienen thans tot fabriek; de kerk tot parochiekerk. Van al de kloosters der Cisterciënsers, voor | |
[pagina 9]
| |
welke abt Antoon Flamingk zoo gewerkt heeft, hebben slechts de volgende de revolutie overleefd: De nonnenkloosters Mariënthal en Mariënstern in 't voormalig koningrijk Saksen, thans nog onder de jurisdictie der orde; Hohenfurt en Ossegg in Bohemen. Hohenfurt met 90 religieuzen was 1891-1899 de zetel van den abt-generaal der Cisterciënsers, en heeft nog zeer schoone middeleeuwsche abdijgebouwen. Ossegg, geheel vernieuwd in de 17e eeuw, behalve zijn prachtig kapittel, telt circa 70 religieuzen; beide zijn de bloeiendste abdijen van het voormalige Oostenrijksche keizerrijk. Tischnowitz of Porta Coeli, Himmelspforte in Mähren, dat ook onder het vicariaat behoorde van abt Flamingk, herleefde sinds een 30 jaren en telt een 30tal nonnen. Zij begonnen eene stichting in Denemarken 1920. De kerkvervolging in de nieuwe republiek Tjecho-Slovakië bracht kommervolle dagen voor deze drie abdijen en de eerste voorbereidingen voor een gewelddadige onderdrukking en inbeslagname. Hopen wij, dat de donkere wolken, die het bestaan bedreigen dezer eeuwenoude stichtingen spoedig mogen afdrijven, want voor de orde van Cistercië, zoo zeer beproefd door den oorlog, ware deze vernietiging een onherstelbaar verliesGa naar voetnoot(1).
J. Fruytier, Bernardijn. |
|