Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdII. De inzet volop.7n October. Woensdag. In den morgen op gang zijnde naar Dranoutre, verneem ik schielijk een hevig kanonnen-gebulder aan den kant van het Meenensche: 't Waren de | |
[pagina 286]
| |
Duitschers aan 't Hooge. Daarna mitrailleusengeschot bachten den Kemmelberg. Ik weder naar huis. 't En duurde maar een uur, maar iedereen bleek ontroerd. 's Namiddags opnieuw uitgezet en ten vier'-en-half thuis. Maar in 't huizewaardkeeren daar liep reeds de mare dat de Duitschers alover het Exercitieplein van Yper afzakten naar Dickebusch. Inderdaad, ten 5n, zoo waren zij er. Ze reden hier binnen, en de Kerkstraat op. Geen mensch op strate. Aanstonds moesten ze op den toren achter ons zelfluidende uurwerk, en ze sloegen 't vaneen. 't Was eerst allemaal peerdevolk, met speren van wel 3 meter lang. Dan wielmannen, en een duizendtal voetlui. Verders vervoer van alaam, geschot, gerij, en wagens met groote schuiten daarop. Eenige burgers ertusschen met hun getrek, die na een dag of twee - maar nu zonder hun getrek - zijn wedergezonden. Al dat duitsch volk waren Beierschen. Daar onze burgemeester te landewaard woonde, deden ze hier hun zaken met Mr Thevelin, onzen gemeenteboekhouder. Eerst was 't om te vernachten. Immers in de huizen op Plaatse en langs de kalsijde: een 2- tot 3000 man. De menschen van 't dorp bedorsten 't allengskens hun neus uit te steken. Het Beiersche vaandel wierd op den top van de gaaipers geheschen, rechtover 't gemeentehuis. En 't duitsche vervoer sleepte voort tot omtrent elf'-en-half. 8n October. Donderdag. Met den zessen herbegon de beroering, en ten zeven'-en-half de voorbijgang. Dan was het achter haver en brood. 2000 k. haver, en 1000 broôn vóór den noen (duitsche laatte)... zoo niet 5000 fr. boete. En er was zoo weinig gedorschen! Nu, de broôn kwamen er, en de haver albij. Het ging ook. Vergoed met een ‘bon’. Overigens niemand mishandeld; maar vele gestolen: ze hooiden in 't voeder en 't strooisel; betaalden haast niet. Sommig geweld toch bij enkele boeren: bedreigingen, inbrake, medeneminge van peerden, vermoording van koeien; wijn uit de pastorij... en bons met den hoop. Eenigen toch gaven drinkgeld. De menschen verstoutten. | |
[pagina 287]
| |
Kloek schoon volk allemale, met hun hard roggenenbrood, en prachtig ingericht; maar de peerden stonden versleten. Die menschen 'n wisten geen inhoud van niets, van land noch van eenige ware gebeurtenis. De tocht liep aan tot den drie'-en-half... en 't was dan gedaan. Wat een pak van ons herte. Toch bevonden we ons blijde van ze eens te hebben gezien. Te Yper, vanwaar de Burgerwacht het aanstonds met den tram opstak naar Veurne, waren ze reeds van den woensdag namiddag ten drieën. Hun schoonste werk seffens was opeischinge van 't openbaar geld en plunderinge van verlatene huizen. Te Voormezeele hebben eenige benden vernacht. Mitsgaders ophalinge van enkele peerden. Te Vlamertinghe, in 't voorbijgaan (een 15000 man), den geneesheer's gerij en geneeswaren gestolen. Op de Clytte een doortocht den donderdag, zonder vernachting. Te Reninghelst wierd er vernacht. Vele volk vluchtte naar Poperinghe. Te Westoutre moesten Pastor en Burgemeester mee om den weg hun te wijzen. Te Poperinghe togen er binnen, alzoo een 500. Tonzent was het geweest een 12- tot 15000 man. Uitgeweerd dat ze er een nieuwen telefoon spanden, en den ouden maredraad afbraken, 'n hebben ze er ten anderen nietveel ergs uitgemeten, dank zij allichte aan onze burgerlijke overheid, die er immers heur beste voor deed. Te Kemmel integendeel was de burgemeester het op, en ze hebben er ook meer hun driften ontbonden. Met den burgemeester's beste eetraad hebben ze er breed op gemaaltijd, en bijna heel zijn wijnkelder droogegebrast. Ook in de opeischingen 'n schenen ze hoegenaamd niet verzadelijk. 9n in Zaaimaand. Vrijdag. Het leger is reeds over Belle. Weinig geschot. Te Dickebusch wat over-end-weeregerijd. Al met eens tegen avond omtrent den achten, heel een drom weere, in den draf, zonder licht, zwijgende als dood, | |
[pagina 288]
| |
rechte de Kerkstraat in, naar Vierstrate toe en naar Wytschaete. 't Was als een vlucht, een ure en half lang. Dan stilte. Ten tienen weerom, een tweede bende, ook alzoo, maar Yperwaard nu. Doch ineens ho! staan! Niets en hoort men er meer of 't en is wat bevelen. Dan schielijk weer leven: draai-om, en de helft komt terug. Ze waren te verre gereden, de Kerkstraat voorbij, en, insteê van naar Wytschaete, Yperwaarts op. De eerste helft nochtans was al over den molen, en reed dan maar voort. Zoo, de laatsten eerselden dan, doch deden 't weer slecht, want ze sloegen niet de Kerkstrate in nu, maar de Neerplaatsestraat, en kwamen terecht in de Vijvermeerschen... waar ze de meeste moeite hadden om uit te geraken! 't Was hunlieder gejond. 's Anderdaags hoorden we dat de Duitschen, over Belle, gebotst waren tegen de Senegaleezen die er met hun hapkens op los gingen. Wel honderd wagens gekwetsten zijn er dien dag door Kemmel gereden. Heden zijn eenige onzer lieden ontvlucht uit vreeze voor geweld, en ook in 't gedacht dat de slag alhier zou voortgezet hebben. Onderander de koosterzusters, die, lijk verlaten, ten uitkante, twee benauwelijke nachten beleefd hadden: ongelukkiglijk zetteden ze uit, al Passchendaele op, naar S. Joseph's (op Hoogleê), vandaar dan naar Heyst, waar ze den wolf in den bek liepen, en van ons zijn afgesloten geworden. Den 10n. Zaterdag. In den dag niemand. Te Yper was 't af en aan, eens Duitschers en dan een keer de Onzen. Tegen ten zevenen 's avonds kregen we er weer, 20 Duitschen met een gepakte auto-mitrailleuse van de Engelschen, welke ze stelden en bewaakten op den hoek van de Kerkstraat. 11n. Zondag. Ten zes'-en-half 's morgens, met Hector Dalle zijn peerden, voerden ze 't stuk langs Locre naar Wulverghem; voerman en peerden weer thuis in 't valavond. Van ten elven te middag tot 's avonds schrikkelijk geschot al Meereghem en Steegers (Merville, Estaires). | |
[pagina 289]
| |
Haast geen volk in de mis. 12n. Maandag. Duitsche uitzoekers langs de bane naar Yper. 's Namiddags weer geweldig geschot, en dichter. Ze waren aan 't wijken. Heel den dag vliegtuigen: een onderander welke duikelt en doet in leutige speelkens. In de eerste maand althoope hadden wij er maar een 5tal gezien; van-nu-af zagen we er af en toe alledage, en allichte gestadig. 13n in Zaaimaand. Dinsdag. Kanongeschot al vroeg in den morgen, hevig, en meer en meer dichte. Schuift de slag werkelijk over alhier? Vele vluchtelingen komen toe uit de streke van Belle en van Locre, sommigen met hun vee, en allen in een gedacht van te wijken voor den mogelijk-aanstaand en slag. In den morgen, omtrent zeven'-en-half, 12 duitsche soldaten. Een half uur daarna, al spoedende erachter, 3 auto-mitrailleusen belgen en engelschen; zij haalden de vijanden in en konden er 3-4 van schieten. In den namiddag 150 franschen voorbij den Hallebast. Was vierderhande volk op één dag. 's Achternoens, immer meer geschot en altijd maar dichter, en er komen duitsche kanons op den Roônberg. Maar we vernemen dat de Duitschers een duchtige kloppinge hadden gekregen. ('t Vervolgt) [A.V.W.] |
|