Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 245]
| |
[Nummer 11] | |
Ter vernieuwinge van de InteekeningenMag het zijn? Ja 't, nietwaar? Beleefd verzoeken we onze goede Vrienden Lezers hun inteekening te vernieuwen, nl. voor 't aanstaande jaar '23. Hiertoe: voor dezen onder hen, die geen check- of beschikrekening en bezitten, hebben we een stortingsbladje meêverzonden; de anderen gelieven ons hun storting beschiksgewijze over te teekenen, te weten op onze rekening tk 66165 (met naam ‘L. De Wolf’). Niemand blijve achter als 't U belieft; integendeel hale nog nieuwe meêdoeners bij. Met ons beste te doen allemaal, geraken we voort. ‘Biekorf’ is reeds verbeterd; van wat we verleden jaar beloofden, zoo 't er nog niet alles 'n kwam, kwam toch iets, en we rekenen erop voorvaste dit jaar nu ook 't overige te kunnen uitwerken: we bedoelen onderander de verdere onderleering onzer Vlaamsche kustkerken, en 't aangaan van een voortzetting (in bijblad) - ‘si licet | |
[pagina 246]
| |
parva componere magnis’ - van 't Wvl. Idioticon en Loquela. Dank uitterherten op voorhand aan alle onze inteekenaars, en vooral aan onze milde gevers uit den ‘Blok’. Dezen laatste laten we nog een tijdeken open... We hebben hem immers nog zoo noodig. Nu, om met onszelven niet op te loopen, drukken we hier over wat men elders denkt over ons, dit is te weten in 't Centrum (zondagblad, 12-xi-'22).
Van Nederlandsche Letteren. BIEKORF
Zou er nog eigenaardigheid overgebleven wezen bij de schrijvers van Vlaanderen? Nu ze zoolang tusschen de Hollanders, de Franschen en Engelschen en ònder de Duitschers hebben gezeten? Het eigene, biezondere en zeer-persoonlijke, dat vóór den grooten oorlog aan onze groot-Nederlandsche letteren zoo 'n gezond-landelijke tint gaf - bestaat 't nog wel? Heeft de kwast van een groote mogendheid niet grof over de fijne schakeeringen heengestreken? Is al het opwaartsche en uitstekende niet glad en gelijk gemaakt met de rest en is het zeldzaam-mooi bezit van een karakteristieke persoonlijkheid niet geannekseerd of verlaagd tot iets neutraals? Draagt de Vlaamsche litteratuur nog de rijke kroon van eigen schoon, die ze sierde sedert de werking van het driemanschap: Gezelle-Verriest-Streuvels? Velen van de uitwijkelingen naar Engeland en Frankrijk ondergingen den vreemden invloed aan hun ziel; en, die drie, vier jaren lang in Holland toefden, ontkwamen niet aan de Hollandsche beschaving. Maar de eersten-en-besten, de oer-echten, de bewoners van Kerlingaland en zoogenaamde afstammelingen van de Keerlen, de Stand-Vlamingen, de mannen van den Swigenden Eed en den ouden eesch - die heeft het verblijf in het buitenland of de druk van den Duitsch niet geschaad of verbasterd. En men behoeft slechts een paar uren bedaardjes aan 'n Vlaamsche leestafel plaats te nemen, om meerdere oude getrouwen, oude bekenden en oude geliefden te herkennen. De heele ‘Biekorf’ is gaaf en ongeschonden gebleven. ‘Biekorf’, dat is een leer- en leesblad, voor alle verstandige Vlamingen, uitkomende 12 maal 's jaars tegen 10 frank. Zoo staat er gemoedelijk te lezen aan 't hoofd van de eerste bladzij van iedere aflevering. 't Is een tijdschrift, een maandblad, al in z'n acht en twintigsten jaargang. 't Is klein; 't is dun; onoogelijk; zelfs heeft 't géén omslagkleedje. Oppervlakkig gezien: een van de minste onder de bladen van Nederland. Doch de inteekenaars, die 't al langer lazen dan 'n jaar aan 'n stuk weten wel beter. Innerlijk en uiterlijk van dit tijdschrift zijn niet evenredig aan elkaar. Van dit Vlaamsch periodiekje schuilt alle luister van binnen. Niets voor salons of tentoonstellingen van het Nederlandsch boek. Eenvoudig, argeloos en bescheiden worden daar allerlei wetenswaardigheden in besproken, nuttige nesterijen, die voor ern- | |
[pagina 247]
| |
stige Nederlanders belangrijk kunnen wezen en kleinigheden, die de West-Vlamingen niet vergeten mogen. Want 't is vooral een blad voor West-Vlaanderen. ‘Biekorf’ is gesticht door Guido GezelleGa naar voetnoot(1). In Januari '89 verscheen 't voor den eersten keer. ‘Het was geen triomphale intrede, maar een nederig begin, waarborge van een vasten en langen duur. Gezelle bleef aan 't bestuur van Biekorf tot het einde van zijn leven en een regelmatig medewerker tot de laatste jaren. Regelmatig verschenen in Biekorf de nieuwe gedichten van den Meester’Ga naar voetnoot(2). Degenen, die zich het dichtste rondom Gezelle schaarden, beschouwden het als hun eigen orgaan. De zoogenaamde partikularisten, de geleerden en kunstliefhebbers van de West-Vlaamsche school, die wenschten dat Vlaanderen kultureel zooveel mogelijk zelfstandig bleef, die zich niet wilden laten overrompelen door het Zuiden, maar evenmin zich laten innemen door het Noorden, de palstaanders van het Westen, de behoudsgezinden, de tegenstandersGa naar voetnoot(3) van het ‘Algemeen Noderlandsch’, de lui voor wie de heerlijke geboortegouw moest blijven voortbestaan als een kostbare, schoone, levende antikiteit - dát waren over 't algemeen de mannen van het ‘berek’ of bestuur, en de medewerkers van ‘Biekorf’. Veel meer dan aan landelijke kleederdracht en aan ouderwetsche meubelen zijn de West-Vlamingen gehecht aan hun taal. Veel meer dan de Friezen en de Zeeuwen aan de hunne, zou men zeggen. Nu, het West-Vlaamsch heeft ook 'n grootscher verleden. Eenmaal klonk het, als het beschaafdste, dóór in de dialekten van het veertiend' eeuwsche Nederlandsch. ‘Gedurende de middeleeuwen hebben bijna al de meest beroemde vertegenwoordigers der letterkundige beschaving in ons land in het Vlaamsch geschreven. En indien niet de Zuidelijke Nederlanden onder de Spaansche overheersching waren uitgedoofd of verslapt, en de kracht van het land zich van het Zuiden naar het Noorden verplaatst had, indien het Middelnederlandsch zich geleidelijk, zonder storende invloeden en belemmerende omstandigheden, was blijven ontwikkelen, dan zou waarschijnlijk het Vlaamsch de schrijftaal van het geheele beschaafde Nederland zijn gewordenGa naar voetnoot(4). Dr. Van Ginniken heeft in ‘De Regenboogkleuren van Nederlands Taal’ een juist oordeel uitgesproken over de West-Vlamingen: | |
[pagina 248]
| |
‘Stoerheid en onverzettelijkheid kenmerken dit volk. Het gemoedsleven van den West-Vlaming is meer innerlijk dan uiterlijk. Velen zijn mystiek aangelegd, waarmede vaak gepaard gaat een diep dichterlijk gevoel’Ga naar voetnoot(1). Doch dan is het tijdschrift, waarin de besten van zulk een volk hun gemoedsleven en geestesleven uiten, zeker waard doorgelezen en overdacht te worden. 't Is nu de gelegenheid niet, om tentoonstelling te houden van de schatten, die in de acht en twintig jaargangen van ‘Biekorf’ verscholen liggen; er kan voor den bieman een kapitaaltje worden bijeengedragen in de korven, als alle bieën helpen. Maar we bepalen ons tot den loopenden jaargang. De voornaamste medewerker is Cesar Gezelle, de neef van den grooten Guido. Het boek over de levensbeschrijving van zijn Oom, dat hij in 1918 uitgaf bij Veen in Amsterdam, vult hij voortdurend ààn met nieuwe gegevens, die hij opzoekt in de oude papieren of uithoort bij de vrienden, die met den Dichter hebben omgegaan. Zoo kregen we drie opstellen over Guido Gezelle en Jonkheer dokter Karel de Gheldere, een van Gezelle's meest begaafde leerlingen wiens portret prijkt tusschen de Twintig Vlaamsche Koppen in het boek van zaliger Pastor Verriest. Bovendien voegde hij in vier studies kostelijke kantteekeningen toe aan bijna ieder gedicht van don bundel uit den Rousselaerschen bloeitijd: Gedichten, Gezangen en Gebeden. Allemaal aanteekeningen, die het gedicht vertoonen in z'n wording, tekstverklaringen, vervolledigingen, vertellingen van hetgeen tot het ontstaan ervan aanleiding gaf. In ‘Aanhang’ van den dichtbundel ‘Rijmsnoer’ vergeleek Guido Gezelle-zelf gedichtjes, die aan 't opkomen waren on maar één kwart, half of driekwart voltooid, met zwellende knoppen en groene uitspruitsels van de boomen; ‘slapende botten’ noemde hij ze. In zijn nalatenschap ontdekt Cesar Gezelle nog telkens dergelijke verzen-in-den-knop en reeksen van strofen, die, tot nu toe, onbekend waren. Er verschijnt haast geen aflevering van Biekorf zonder iets van den overleden Meester. De lezers van dit maandschrift ontvingen ook de voorproef van een proza-boek, meer in 't Algemeen Beschaafd geschreven, dat Cesar laat uitkomen on dat ‘Beschouwingen’ heeten zal. Meent echter niet, dat Biekorf gevuld is met ‘Gezelliana’ alleen. In dezen eenen jaargang trof je verhandelingen over den bouwstijl van de oude kerken aan de Vlaamsche kust; afbeeldingen van oude Vlaamsche Mariabeeldjes en van het ‘Paasbert’ van Westoutre; stukken over kerkelijke geschiedenis van steden en dorpen; rake opmerkingen over oude taal, nieuwe taal en wantaal; opstellen over volksgebruiken, over dieren in het oorlogsland en over meerdere dingen, die in het hoofd van ‘eigen-aardige’ menschen kunnen opkomen. Folkloristen, bouwkundigen, taalvorschers, letterkundigen - de mannen van het Gildeboek, de Beiaard en het Tijdschrift voor Taal en Letteren zullen er licht iets van hun gading in vinden. Toch.... zou Biekorf tien inteekenaars hebben in NederlandGa naar voetnoot(1)? Zou 't inGa naar voetnoot(2) | |
[pagina 249]
| |
één leeszaal liggen op de tijdschriftentafel? Ik heb het bescheiden, nuttige, onderhoudende blad nog nooit in het Noorden ontmoet.
H. Linnebank, kruisheer. Uden, 6 Nov. '22. |
|