Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 230]
| |
Gij Dichter die den Leeuwerk zongt.
| |
Pas op Mon.
| |
[pagina 231]
| |
Gezelle het welbekende gedicht schreef dat volgenderwijze inzet: Wijl gij ligt en rust en slaapt, Mon
op drie stapkes maar van mij,
zit ik dikwijls en betraap, Mon
't vluchtig vliegske, poezij’. (H.V.)
Dit stuk stond niet op de keerzijde van wat ook, maar 't was een antwoord op eene dichterlijke ontboezeming van den leerling. Dat van Van Hee was: 't Is vergeefs! (Vgl. Biek. 1913, xxiv, 286-287). En de meester antwoordde met zijn stukje: Pas op, Mon! Den 14n December 1858 ontving Van Hee het handschrift van dat roerende vers: G'hebt dan ook dat bitter water...Ga naar voetnoot(1) | |
Rammentati.
| |
Weerom de vrije klok.
| |
[pagina 232]
| |
en wederom, na: Roept amen, van zijn top, volgde: Die 't kruis niet draegt is 't kruis nie' weerd
Noch christen is zijn naem
Die 't kruis draegt en voor 't kruis hem weert
Is tot de kroon bekwaem
Daer zijnder nog........
En er bestaat een tweede handschrift met varianten op dat stuk als volgt: Op 't vers: Gij kerke en kruis en al, volgt: Zijt vreugdig hert des dichters nu,
Zoo lang een ziele leeft
Zoo leve en zweve een stemme in u
Die lof den Heere geeft
Onsterflijk zij de lofgezang
Onsterflijk is de deugd
En spijt wie 't leed is, zingt zoo lang
Gij haer bezingen meugt!
Weerom, weerom wie toomt er mij
Wanneer ik dichten mag
Van God en zijne heerschappij
Die ik herleven zag?
Na 't vers: Zijn koninklijke baen, volgt: Zijn purperkleed hun schouders om,
Zijn banden om de leen
Die treden met een wellekom
Zijn heilig kruis beneen.
Na 't vers: Aenbidden houdt de koop, volgt: Met eer en pligt voor die u kan
Het meeste biên en God
Die alles gaf, niet anders dan
Verachting geeft en spot.
Daer zijnder nog en één zijt gij,
Ootmoedig' eedle maegd
Die wijken voor Gods heerschappij
En wien zijn wet behaegt.
Daer zijn der nog, en gij zijt een!
Vandage en voor altijd
Gezegend aen zijn autaersteen
En vóór zijn throon gewijd
Tree voort! de bane is lang en droef,
loopt steeg omhoog en bot,
Maer, na de lange levensproef,
Daer t'enden, wacht u God!
Tree voort, en werpt men schande op u
En spuigt me u achterna
| |
[pagina 233]
| |
Om niets is hij dien God helpt schuw,
Om niets en lijdt hij schaê.
Dan volgen de verzen: Weêrom dan vrij de klok geluwd..., waarmede het stuk uit de uitgave besluit. Mijn tweede handschrift voegt er bij herhaling nog de eerste strophe aan toe: Roept vreugdig hert des dichters nu.
met de vier laatste verzen als volgt: Onsterflijk zij de lofgezang
de lofzang aan de deugd
En spijt' wie 't leed is, leve lang
Onz' hedendaagsche vreugd.
Rousselaere in festo St Venantii A.D. 1859. IXΘϒΣ EIΣ AEI ᾿Aμήν, ᾿Aμήν. | |
Wie zijt Gij?
| |
Kom e keer hier.
| |
[pagina 234]
| |
bewaren. Guido Gezelle schreef er ook al een versje op’, zegt H.V. en haalt het album uit van Pieter Busschaert. Ikzelf heb zoo 'n album gekregen van een zekere Mjfw Vanhove, te Kortrijk, de nicht van den beruchten Mgr Vanhove: 't was dat van Hendrik Van Doorne, dat de jongen indertijd had laten afpakken door den surveillant: hij was gelukkig het na zoo lange jaren weer te zien. Zie 't volgende stuk. | |
Maar half.
| |
Super Flumina.
| |
[pagina 235]
| |
Seminarie voor de vreemde missiën gedaan heeft, en hoe van zijne volgelingen naar de vier gewesten van de wereld als geloofsboden uittrokken. Ze bleven meest allen met hem in brief wisselend verkeer. | |
Aan Gabrielle.Dochter van Adolf Verliest, advocaat te Kortrijk en broeder van Gustaf en Hugo. 't Volgende stukje is ook voor haar Eerste Communie en 't daaropvolgende voor haren broeder Joseph. Het voorlaatste stukje is voor George Beyaert, boekdrukker, gestorven te Kortrijk, en 't laatste is | |
't Laatste.De eerste uitgave geeft nog een Bijvoegsel, dat wegblijft bij de tweede met het Antwoord van Alb. Thijm, en Beoordeeling van vroegere gedichten, Aenteekeningen, Goedkeuring enz. en 't motto: Onder wat vlag vaart gij?... C. Gezelle |
|