Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |
gaan de jonge gasten van den hoek den vreemden trouwer tegen, al schietende met hunne roers dat het buischt; de trouwer dan mits zooveel potten bier betaalt daarop het recht zijn vrouwmensch mee te hebben. Ten anderen op alle trouwdagen wordt er geschoten. Voordezen kwamen de bruiloften af te voete, met den violeman vorenop. Thans is het veel op een witte-wijtewagen; en 't en is niets zoo geestig als heel dien hoop menschen al kraaiende en zingende te zien uitpuilen vanonder dat gespannen wagenzeil met bloemen op en linten. Te Niepkerke, zingt de man bij 't uitkomen uit wethuis en kerke:
Mariera
qui voudra,
pour moi je ne marie guère,
mariera
qui voudra,
pour moi je ne marie pas.
En heel de bruiloft antwoordt:
Marié ti-même, ti-même,
marié ti-même.
Achter de misse, onder 't portaal, beschenken de eereknaap en de eeremeid eerst de trouwers met bloemtuilen, en daarna heel den hoop met witten wijn en koekjes. Vandaar vallen ze binnen in de herberge. En dan steken ze 't op naar huis om er aan banke te gaan. Deze maaltijd nu 'n geraakt nooit uit vóór den tienen. Niet dat ze daar blijven zitten geplakt tot zoo late; neen: achter een ure twee-drie 't eigenlijk mul is op, maar 't wordt dan eens de beenen gerokken, en gewandeld tot aan de naaste herberge (daar waar er een bij of omtrent is), of men draait een keer rondom de weide, een keer alover 't geboerte, en men komt dan weer een brokke eten. D's-anderendags, achter de misse voor de overledenen van de twee kanten, herbegint men te kermissen, en den dag daarover weêrom. Op den maaltijd zelven is het stijf het gebruik dat de jonkheden springen om 't vrouwmensch heur schoe af te trekken, waarvoor deze in de plekke een kloef aan heur voet krijgt; | |
[pagina 215]
| |
en die clan dien schoe heeft geroofd, is er mee door, het gat uit, met achter hem al de andere jonge gasten die hem zijn stuk zoeken te ontstelen. Ze vliegen 't hof rond, achter en voren, onder en boven, aleens op een dak, op een wilge, totdat ze erbij blazen van loopen en vechten, en dat de schoe dan weêregeraakt bij de nieuwe-getrouwde. Deze, eindelinge, koopt hem wederom af, tegen bier oftewel tegen wijn die gewarmd is. 't En is niet altijd om 't wijf heuren schoe dat ze vechten. Elders is 't om heur kouseband, een in rood-en-wit, een bestemd voor die leute, daarom eigenlijk aangedaan. En als die kouseband eens weêregekeerd en -gekocht is, wordt hij dan in tuitjes gesneên, en rondbedeeld aan de genoodenGa naar voetnoot(1), die hun eindeken elk in zijn knoopgat dan steken. In 't Casselsche en al Bergen rooven en verkoopen om 't even de jonkheden dat wat ze heeten de Maagdetaarte, wanneer men die immers onverwachts op het laatst binnenbringt. Deze taarte is een eenvoudig gebak met een schele, en als men die opheft, 't en zit ander's niets in als schellen van rapen en eer'appels. [M.d.l.C.] |
|