- De anderen antwoorden: Wij ja, wij de toeschouwers, wij, we zijn talrijk geworden, ttz. met een grooter getal ‘doen wij heden aan... vlaamsch’! Met veel mèèr wis dan eertijds; maar zijn wij nog vlaamsch? En ons volk? De buitenliên, Steê, de werklui, het schrijfvolk, de winkeldienstdochters, de sport- en de leerkinderen, enz. enz.? En wie is er het volk? Wij die de vlaamsche menschen bekijken dààr vóór ons in het zand, of die vlaamsche menschenhoop zelve?... En wat is er het vlaamsch? Ons bastaardgebrabbel waarmee wij ons eigen goed, geest, geheugen en mondkrachten, en klankzwier bederven, of de beschaaf bare volkstaal waar het ‘volk’ naar ons voorbeeld ook meer en meer aan verzaakt? Dunt het getal der vlaamschsprekenden niet, en 'n ontaardt hunne taal niet aanhoudend? 't Minste-uit wordt almeer genoemd in het fransch. Tot zelfs de ploeg van den landman heet nu al een ‘charrue’, en de ploeg van den werkman wordt geheeten ‘équipe’... ‘Chef de kiep’ ‘chef de... hier’ ‘chef de... daar’ zonder einde. Er wordt nietmeer gegoêndagd in het vlaamsch: 't is ‘bonzoer’ en ‘bonsoor’ ‘a revoor’ ‘a demain’. In de winkels, op straat, op reis, in het alledaagsch leven, het ‘volk’ (niet wij, die ‘doen aan het vlaamsch’) het volk, hoor-je, 't volk meer en meer - enja naar ons voorbeeld - vervreemdt aan zijn taal uit voornaamheid, veel meer, honderdmaal meer, alledage nog meer, meer dan 30 jaar leên! We gaan naar den diepen (niet wij die ‘doen aan het vlaamsch’ maar ons volk!). En wat wordt er daartegen gedaan? Gezitdagd uitsluitelijk, ‘dagen’ en ‘weken’ gehouden, gestaan in het teeken van
‘actie’... met de tonge vooruit!... waarna: wat? waarna weêr wordt gewacht naar telkens een ander ‘betooging’! En vanwege de leerknapen? Nu, dat de verloftijd weêr om is - we vragen 't ons af achter ieder verloftijd - is er wel één onder hen, van die mannen met tijd en geleerdheid, is er wel één die b.v. zijn weken gebruikt hoeft om een ouderen werker, in de stilte en den last van zijn vlaamsche gezwoeg of geleer, een stonde of twee-drie nu en dan hulpe te biên? Is er wel één? Één misschien. Twee misschien! Meer niet. Over 30 jaar, mestendeel! We zakken, en zeere... en beauté, maar we zakken.
- En daarop worden de Optimisten dan hitsig. En de Pessimisten krijgen ervan... verwijtsels, dat het stuift over 't volk op de bane, zoodat 't volk verwonderd eens opkijkt.
- Maar wat moet-je dan zijn? vraagt het volk: Optimist? Pessimist? Allesgoed? Alleskwaad?
...Niemendalle daarvan. Een treffelijk man effendoor. Een mensch uit zijn volk, maar een treffelijk mensch, in Vlaanderen een treffelijke Vlaming, dwersdoor. Zorgen we, dat allen het worden.
A'zo'.