den linker- of rechterbovenkant (vgl. ald. II, 311-312, 473) van een gewoon vierbeeld: nl. een menschelijke gedaante met midden- boven- en benedenvlerken.
Teekening en uitvoering zijn van meesterhand. Alles is in inkap gebeiteld, op wit marmer met lichte roode aderen doorweven.
De stukken hebben ongeveer acht centimeter dikte. De teekening van dien linker- of rechterbovenkant zal nagenoeg 80 cent. hoogte bereikt hebben. Het geheele stuk hoeft twee meter breed en drie meter lang geweest te zijn, voor een minste. Zulke verbeeldingen lagen gewoonlijk te midden den vierweg van de kruisbeuken. Misschien zijn onze brokstukken van dààr tot in den middenbeuk der kerk verplaatst geworden, of als opvulling aldaar geworpen tijdens het verhoogen van den vloer. Men zal de opsporingen voortzetten.
J. Valckenaere