Het uiteinde van den draad wierd met een haakje of tusschen een spleetje vastgemaakt aan de spil die loodrecht nederhing en aldus nederhangend den draad naar den grond trok.
Onder het wribbelen van den draad, draaide de spil mede en een schijfken in been of gebakken aarde, aan het onderste uiteinde der spil, dat wij spilschijf heeten en dat in 't fransch fusaïole wordt genoemd, diende tot jachtwiel om de spil te beter te doen draaien en den gesponnen draad te beter toe te wringen.
't Woord fusaïole staat in Kramers, doch hij en geeft geene nederduitsche overzetting; in 't hoogduitsch zeggen ze spinnwirtel.
Als de spil den grond genaakte, wierd de draad erop gewonden. De spil wierd dan wederom naar boven gehaald, het laatste eindeke draad wierd er aan vastgemaakt, en een nieuw einde draad werd wederom op dezelfde wijze gesponnen.
Sommige Madonna's worden aldus spinnend verbeeld.
In 't eiland Cyprus, gelooven wij, spinnen ze nog zonder spinnewiel.
In 't jongsteentijdsch paaldorp bij Lüscherz of Locras ontdekt in 't meer van Biel vond men een stuk eener verkoolde spil met den draad er nog rond gewonden.
In de oortijdsche dorpen van den jongen steentijd en den bronstijd, ook in de onderste lagen van Troja vond men eenvoudige en versierde spilschijven.
J. Claerhout