Biekorf. Jaargang 28(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Mooi Hagedisje Mooi hagedisje, vlug als kwik, Kom, houd een stondetje stil... Of weet-je nu nog niet dat ik Jou toch geen kwaad en wil? Je vinnige oogsjes lijken mij Safier in goud gevat; Je kleedje, donkergroene zij, Zoo glanzend en zoo glad. Ik zie je handjes fijn en rein, Je lijfje licht en lang. Je heft zoo lief je kopje klein, Een snoetje als van een slang. [pagina 107] [p. 107] Ik zie je poppelend hartje slaan, En 't boezempje bleek van vel. Je kijkt me toch zoo schuchter aan, Als was het jou niet wel... Wees braaf, mijn disje! luister nou... - O kom ik jou te bij? Of ben ik niet een vriend van jou? En ben-je bang van mij? .............. En 't hagedisje, vroed van zin, Loert angstig in het rond, En 't recht wantrouwig zijne kin, 't Beziet mij eenen stond. En spreekt, terwijl het mij beziet: ‘Gij die van alles weet, En kent ge deze les nog niet...? - Ze nemen mij niet beet! - Ik vlucht de wereld en 't gevaar... De wereld is zoo valsch: De kat, aleer ge 't zijt gewaar, Die grijpt u bij den hals!... Ik ben een simpele hagedis, Ik heb niet veel verstand, Doch... wie altijd voorzichtig is, De ware wijsheid vand’. L. Bittremieux Overste van het Seminarie, te Mbata-Khiela (Kongo). Vorige Volgende