Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
Bij d'eerste H. Nuttinge van Juliaan van Caloenteêrgeliefd zoontje van Wel Edelen Heer René van Caloen de Basseghem, en Mevrouw Anna-Maria Otto de Mentock.
God ontvangen, dierbaar kind, oh
kan 't verstand dat ooit deurgronden?
Jesus nutten, zoo 't Gods Almacht
in Gods Wijsheid heeft gevonden!
God de Schepper die u leestte
met uw lichaam, met uw ziel,
en waarop lijk zonneglans, zijn
zoete laaiende liefde viel.
God de Schepper, die zijn schoonheid,
weêrschijn van zijn eigen wezen,
hier in 't park, op blomme en kruid, op
boom en water geeft te lezen.
Blomme en kruid, en boom en water,
tusschen ranke en schaduwtwijgen!...
Oh bij volle zomerpracht! als
God daar spreekt, de mensch moet zwijgen.
God die, geestelijk, u verloste,
die u vrijkocht van de dood,
en die 't kind, als kindervriend, eens
rusten liet op zijnen schoot.
Hij die u, als Zaligmaker,
met genade heeft overgoten,
die voor u, op Golgotha, den
schoonen hemel heeft ontsloten.
Jesus die nu al zijn mildheid
al zijn weldaân schemeren doet,
bij dat schenken van zijn Godheid
in zijn eigen vleesch en bloed.
Jesus Godheid schuilde op 't kruis, in
't lichaam, door de smert gebroken,
maar op heden, onder broodschijn,
ook zijn Menschheid blijft gedoken.
Godheid, Menschheid, die omsluierd,
en vereenigd, 't menschdom voên,
die de ziele onzichtbaar sterken,
en ze zichtbaar leven doen.
| |
[pagina 78]
| |
Dierbaar kind, 't is Goddelijk voedsel,
hulpe bij dat ooit kan schaden,
't is 't voltooien van Gods liefde,
't puik van al zijn wonderdaden.
En ge zijt, hoe onverdiend ook,
bin en buiten, om-en-om,
van dien Jesus, van dien Godmensch,
't uigelezen heiligdom.
Blijft, mijn kind, dien God getrouw, en
waar g' ooit uwen voet zult zetten,
wandelt, bij Gods helder licht, op
't zalig speur van Jesus' wetten.
Op dien weg, en dáár aleene is't
dat de mensch zijn vastheid vindt,
als de woelige wereld aantrekt
loert en lacht, en kwaad verzint.
Ach! onthoudt, onthoudt de weldaad,
't wonder ook, en 't heil van heden;
brande uw hertje lijk e reukvat
bij den geur van uw gebeden.
Ouders, vrienden, bloedverwanten,
nemen deel, kind, in uw vreugd,
oh! gedenkt ze, bij dat smeeken
van uw eerste kinderjeugd.
Ja, gedenkt ze, maar vooral, kind,
laat uw zieltje Godewaarts drijven,
ook voor hem, die onder 't maagschap,
't eerbiedweerdig hoofd mocht blijvenGa naar voetnoot(1).
Met uw Ouders zal hij zorgen,
waakzaam weg, de wijze man;
nu lijk vroeger zal hij toonen
hoe zijn hert beminnen kan.
Uwen naam, bij 't kristen worden,
mocht gij uit dat hert gaan halen,
uit zijn voorbeeld raapt de deugden
die zijn edel hoofd omstralen.
Onbeducht, de wereld in, kind,
onbeducht, en... zachtjes aan,
Jesus helpt!... met zorge en liefde
blijft uw kindsheid overlaân.
Binnen u, is't lijk nen hemel
waar ge tijdelijk God kunt loven,
later praalt ge, met uw vrienden,
in den Hemel van hierboven.
| |
[pagina 79]
| |
Daar is 't uit met al dat schijn heet:
ongedoken ziet ge Jesus,
dankt, geniet Hem, en voor eeuwig
rein en jong daar, leeft g' in Jesus.
Nieuwcapelle 28-iii-1922. A. Mervillie |
|