‘Wetenschappelijk’ taalvergif
Ik lees in mijn dagblad (12-iii-'22):
‘Een taal krijgt pas wetenschappelijke waarde door haar onderscheidingsvermogen’. Tot daar! al meen ik dat de wetenschap steekt in 't gezeg, niet in de taal. - ‘Alle woorden van vreemden oorsprong, in het Nederlandsch scherpteekenend gebruikt en alzoo van dien aard dat ze het onderscheidingsvermogen van onze taal verhoogen, dienen als een waardevolle aanwinst beschouwd. We noemen b.v. adverteeren, appeleeren, authentiseeren, contracteer en, fabriceeren, failleer en, fungeeren, grosseeren, inspecteeren, kwiteer en... ’ Waar die woorden werkelijk onontbeerlijk zijn, 'k geve toe; maar waar we zelf voldoende woorden bezitten of met kleine moeite kunnen bezitten, is het een winste dat die vreemde de onze verdringen? - ‘Jammer dat onze K.V. Academie ons niet een wetenschappelijk werk over onze [te gebruiken] bastaardwoorden bezorgt [nl.... van uit het Fransch afkomstige woorden met meermaals een Nederlandsche beteekenis anders dan in het Fransch zelf]’! De K.V. Academie zal heur, hoop ik, wel zwichten daarvan: nl. van ons blindelinge op te leggen alles wat Nederland uit het fransch als ‘scherpteekenend’ overneemt, en nog liefst van al dat wat Nederland eerst scheet heeft verstaan!