dedié pour enterrer trespassez partout dedens jcelle eglise, sans avoir cymetiere dehors’, - zoo wordt er in eene charter van 1424 alweer gesproken van de vergrooting van het kerkhof, door het aankoopen van eenen grond al den westkant van de kerk, ter breedte van twee roeden en ter lengte van acht roeden. De ‘marglisiers ou maistres dicelle eglise de sainte waulburghe’ bekwamen daertoe de gevraagde machtiging. Dat de parochie uit deze van Sint-Salvators genomen was, wordt daar nogeens aangestipt.
Op folio 44, zien wij, dat in 1424 ‘Jan Vrancx priester ende stedehoudere van meester martin van varsenare prochipape vander kerke van sinte Woubuerghen’ was.
In hetzelfde jaar wordt er wederom een huis aangekocht om het in begraafplaats te veranderen (folio 44). En het jaar daarna (1425) wordt dat nieuw stukje kerkhof gewijd, ‘daer of die van sint salvators tconsent ghaven’, - een bewijs dat de kerk van Sint-Salvators nog steeds als moederkerk van Sinte-Walburga gold.
In 1456 staat ‘Meester clais lambert, prochipape’, in eene charter vermeld.
In 1440 wordt er, door den bisschop van Doornik, toestemming verleend ‘omme eenen outaer te makene bachten den hooghen outaer van sinte Wouburghen, ende van tween zitselen an beeden zijden’. Alstoen vinden wij Pieter Adorne onder de kerkmeesters.
In 1444 wordt er melding gemaakt van ‘venerabilis et circumspectus vir magister nicolaus lancbaerd presbyter in utroque jure licentiatus curatus parrochialis ecclesie sancte Walburgis brugensis’, die zich jegens zijne kerk mild getoond heeft, door haar ‘drie ponden parisis tsiaers’ te schenken, ‘bezet up viere huusen ende .xiiij. cameren ligghende bider vryndachmaerct’. Deze begiftiging was aan hemzelf, twee jaar tevoren, gedaan geweest door