in gebruik was en verspreid, moest hij natuurlijk meer en meer heruitgeschreven worden. Niet zelden zal de nieuwe uitschrijver er ook zijne glossa's in eigen landtale bijgevoegd hebben. Alzoo is het te verstaan dat de glossa's van verscheiden handen en van verscheiden gewesten van tongval kunnen verschillen. Een tweede oorzaak moet in latere tijden en tot op onze dagen toe haren oorsprong gevonden hebben. De volkskunde leert ons hoe t'allen tijde de geleerden geneigd waren en het nog zijn om bestaande teksten, onvolledig bevonden, met andere ontdekte brokstukken te voltooien, en dikwijls zonder er gewag van te maken vooral in de verleden tijden.
Alzoo wierd meer dan één hoofdstuk der Lex Salica samengesteld in den loop der tijden uit een aantal codices die ter zake benuttigd wierden. Bij een nauwkeurig onderzoek van den merkweerdigen codex van O.L.V. te Parijs, hs. 252, F. 9, loopt het in de ooge dat die gansche samenstelling uit meer dan één stuk gesneden is. Ook heeft hij het grootste getal glossa's, die veel van tongval verschillen. Hij moet het werk zijn van een geleerde die uit verscheidene bronnen geput heeft. Die tekst wierd ten onrechte door Pertz beschouwd als de oudste, die volgens hem, voor den oorspronkelijken opstel mocht doorgaan. Hij mag slechts op een samenraapsel of compilatie aanspraak maken.
In onze tijden de geleerde fransche schrijver Pardessus, vooraleer hij zijne Lex Salica uitgaf, verstond reeds de misgreep van verscheidene teksten te mengelen en in sibben of familien te onderscheiden - maar toch te vereenigen.
Doch om al de handschriften op hun eigen uit te geven had hij den moed niet, en gelijk hij getuigt, 't scheen hem een onmenschelijk reuzenwerk: ‘au-dessus des forces humaines’ - Préface, viii -. Hessels en Kern hebben daar ook van afgezien, en de codices in vergelijkende tafels gesteld volgens de oude bestaande sibben of familien. Het eenig ernstig werk ware al de gekende codices op hun eigen, gelijk ze gaan en staan, uit te geven, met de afbeeldingen der glossa's.
J.V.