Biekorf. Jaargang 28
(1922)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Dat is Alb-r-ingachem, misschien uit Alb-rik-, Alb-radingahem, met weglating van het tweede lid van den persoonsnaam, waarvan enkel de ingaande medeklinker bewaard wordt. Zulke gevallen hebben wij vroeger in Biekorf besproken, met betrekking tot Landerghem (B. 1908, xix, 322) en Rijkeghem (ald. 1910, xxi, 373); wij hebben ook op het bestaan gewezen van Ansingahem nevens Ansoldingahem (ald. 1908, xix, 122). Alb- leeft voort in den naam der Alven of Elven, soort van bovennatuurlijke wezens in de mythologie onzer germaansche voorouders, dewelke ten opzichte van de menschen nu eene vriendelijke en beschermende, dan eene vijandelijke macht uitoefenden. Ditzelfde Alb-, met of zonder omklank, komt voor in een aantal oudgermaansche persoonsnamen, zooals Elfharius in 806, Ch. de S. Bertin, in middeleeuwsch vl. Alveric, fr. Aubry, in 't eng. Alfred, enz. Toch is het bestaan van een *Alfro, *Albero, niet onmogelijk, waaruit mogelijk fr. Auberon. Andere gelijksoortige vormen zijn: Fulcro, Folcro, meermalen te voorschijn komende bij V. Lok: Ch. de S. Pierre, en voortbestaande in Volkrinkhove (Nord); Vulfero, V. Lok, in 1123, waaruit Wulveringhem en Wulverighem. Aanm. - Men verwarre het mogelijke *Albero niet met den tweestammigen naam Adalbero (athal = edel, bero = beer), die in 't fr., rond 1100, ook Auberon zou luiden. Op de opwerping dat in de Flou's Wdb. der Toponymie (bd. I, hlfz. 216-217 op 't w. ‘Alveringhem’) ook nog vermeld staan: ‘Villa Adalfredi. 661 (Vita S. Aud.); *Adalfridehem. 703 (Beauv. I, 7); Alfrenchehem. 1066 (Cart. S.P. Lille) 6; Alvringhem. 1123 (Cart. Thér., 9); Alverghemensem... 1144 (Fland., 5, 91); Adalfringahem... 1144 (Fland., 5, 91)... heb ik te antwoorden: de hier gegeven verklaring is, zooniet volstrekt zeker, toch de eenige aanneembare, in den tegenwoordigen staat onzer kennis nopens den ontwikkelingsgang der vlaamsche taal: Adal- kan in de jaren 1000, 1100 nog niet al geworden zijn. Ten minste spreekt alles daartegen. Er zouden dus doorslaande bewijzen moe- | |
[pagina 11]
| |
ten getroffen worden. Villa Adalfredi klimt zeker niet op tot 661, Adalfrideghem is, onder dozen vorm, in 703 onmogelijk, Adalfringdhem in 1144 komt te laat, daar menigvuldige vormen met Alf-, Alv- voorafgaan. Het materiaal, geleverd door Heer de Flou, moet natuurlijk gezicht worden, en vooreerst dient ingezien de betrouwbaarheid der bronnen: welke stukken oorspronkelijk zijn of afschriften, gelijktijdige, latere, zorgvuldige, slordige, enz. enz. - Dat neemt niet weg dat het werk van Heer de Flou allerkostelijkst is.
A. Dassonville |
|