Mengelmaren
Over den bovenbesproken eerdhoop van Zuyenkerke
(Vgl. boven, bl. 190).
Hij was, zei het zeisel, een klamp sneeuw, afgekuischt van de kloefen van S. Amand.
Hier hetzelfde, maar anders. Ook een zeisel; en even uit den mond van de menschen van Uytkerke.
‘S. Amand en de h. Dorothea kwamen van Brugge, en waren op weg naar Uytkerke om-ter-zeerst, stuk over ruk. Omdat de h. Dorothea's kloefen te danig besteld waren, kuischte zij die af, en S. Amand ook op dezelfde plaatse. En dit is die hoop daar’.
- Hoe komt de h. Dorothea hier in 't spel? S. Amand had een reden om ‘naar Uytkerke te gaan’: hij is er beschermheilige van, en moet er toch enthoe zijn geraakt. Maar waaruit is zij daar gekend, en bezeiseld? En wat zit er daarachter dat ze gingen ‘om-ter-zeerst’?
R. Van Clythem