Biekorf. Jaargang 27
(1921)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |
[Nummer 11] | |
Ter vernieuwing van de InteekeningenOnze eerzame Lezers (uit 't Binnenland) gelieven ter inteekening op 1922, gebruik te maken van de Postcheckrekening 66165Ga naar voetnoot(1); dus: ofwel bij overzetting wanneer ze zelf een slaande rekening hebben, ofwel anderszins bij storting op 't hierbijstekende bladjeGa naar voetnoot(2). Dit om de kosten te minderen, van ons, en ook van de Inteekenaars die alzoo zullen betalen 10.10 fr. insteê van 10.60 fr. De achtbare Inteekenaars van buiten het Land ook, zullen willen zoo goed zijn ons bij wederlandsch betalingsbevel te voldoen: zelfde reden. Eenderwie te weigeren heeft, zal is te hopen ons willen op het bijgaande kaartje verwittigen. | |
[pagina 242]
| |
Believe 't aan allen, niet uitstellen. En waarom dan de inteekeninge verhoogd? Beste Lezers, omdat we er anders geen lucht meer door zien, ten minste zoolang nog de duretijd aansleept. Dees jaar '21 zijn we rechte gehouden geweest door de milde vrijgevigheid van velen van U. We hadden niet durven verwachten wat er van ‘giften in den blok’ en van anderen bijstand is ingekomen. Temeer dat we daartoe enkel een oproep zoogezeid in de opene lucht, niet van huis tot huis, deden... Velen dan voegden erbij: ‘tennaaste-jaar nog, als ge wilt’. Maar ons dunkt dat we niet mogen al den last weer op dezelfden doen wegen. Biekorf - beheeren en opstellen, drukken en uitgeven -, één jaar, kost in den huldigen tijd een goê vier duist frank; daarentegen tot heden 'n trekt Biekorf op één jaar, althoope van inteekeningen onderstand enz., maar gewillig twee duist. Trouwens, tegenover de kosten welke meer dan zevenmaal rezen, staat Biekorf nog altijd met ongemeerderde toelagen, en met een inteekengeld dat enkel zes vijfden verhoogde. Verleden jaar, meenden we den hoop onzer Vrienden niet lastig te vallen. Evenwel 't moet: anders 'n kan 't niet meer gaan. En nochtans meer dan ooit hebben we dees jaar ondervonden, hoe 't groote getal onzer Inteekenaars er danig op uit is dat Biekorf voortleve. Biekorf is ‘hun’ blad, niet 't onze. Biekorf is 't blad zijner Lezers. Het en ware niet om trotsch op te zijn, als wij, ten spijte van hen, het voor de moeite gelieten een kleine krachtinspanning-méér te bedurven; eene ten andere die gaan zal. Dat ze gaan zal, en lukken, dit is met volle vertrouwen gezeid. Overigens we willen ook meer en meer pogen Biekorf nog voort te verbeteren: in inhoud, in dikten en opluistering. We versmachten in de opstellen reeds van-nu-af; en we weten bijdien, immer nog meer en nog beter te mogen verwachten: trouwens, benevens weer mededeelingen en werken | |
[pagina 243]
| |
van voorgaanden als Bittremieux, Brakels, Celis, Dassonville, de Flou, Duclos, English, Fruytier, C. Gezelle, Maertens, Mervillie, H. Persyn, J. Simons, Valckenaere, Vinck, Walgrave enz., nog bijdragen aanstaande van Edw. Ver-Meulen, Stijn Streuvels, en anderen die we nog niet mogen noemen, van grooten en kleinen, gevorderde kunstenaars en bekwame beginnelingen. Want Biekorf wordt meer en meer te zijn de eenig nog-bestaande tolk aller West-vlaamsche taal- en kunstoefenaars, we durven erbijvoegen het eenig volksvlaamsche blad van heel 't vlaamschsprekende Belgen. We staan daarenboven met stukken-tewege uitgebreide beleering, over zaken die ons nauw aan het hert liggen, b.v. over den aard den trant en 't verleden onzer eigenaardige dorpskerken. Dan weer hebben we voort bijeen te verzamelen alles wat overis van bewaar- of gedenkenissen uit den vóóroorlogstijd onzer slagveldgewesten. Afbeeldingen en printen van geschied- en volkskundige kostelijkheden zouden we ook meer en meer willen uitgeven. Verder: taalkundige zantingen hebben we liggen bij honderden; menigtallig komen oudere en nieuwere zanters weer op niet armvollen strooisels, zoodanig dat er reeds stoffe zou zijn om b.v. regelmatig in bijblad als een voortzetting te beginnen van De Bo's Idioticon en Gezelle's Loquela. Waarom niet? Heel gemeend. Vóór den oorlog bezaten we reeds boven de vijf duizend levende woorden of woordbeteekenissen, welke totnog ongeboekt zijn gebleken. Door de schuld van den oorlog zijn ze aan de rampe gekomen, maar toch... 't was een bewijs dat er zijn; en werkelijk, van binnen en sedert den oorlog, hebben wij er wel halfzoovele op een nieuw. Daarover alleszins een woordeke eerlang. Nog meer andere nieuwigheden zijn in vooruitzicht. Alzoo: genoeg werk op den winkel tewege om, zoodra het kan zijn, ons bladzijdental te vermeerderen, en om waarlijk | |
[pagina 244]
| |
Biekorf alsan meer kostelijk en aantrekkelijk te maken. ... Wilden het Land en de Gouw, en... de Amerikanen die droomen ons land en ons leven te herstellen... maar wat broeder ons bijstaan! Gezeid zonder te lachen, 'n weet er niemand een dezer laatsten te naderen? Nu, nu!... Om dat alles, 'n zouden we niet mogen ons hand komen uitsteken, en vragen dat onze Inteekenaars ons gelieven te helpen met... tijdelijk toch... een beetje wat-dieper in hun hert en ook in hun beugel te schieten? Toe, vast en gewis, niemand blijft achter: dat's 't woord. En zelfs, we verwachten dat elk nog wat nieuwere bijtreders aanbrenge. In een voorbijgaan geuit, dank hier oprecht, aan hen die er ons in 't verloopen jaar boven de zestig ‘nieuwe’ bezorgden. Op onze stoutigheid dus, verhoogen we 't inteekengeld, en durven voorzien dat er weerom van onze begoede vrienden gaan zijn, die daarboven nog voort andere bezondere giften gaan geven. De ‘blok’ blijft bestaan vooralsnu. Hertelijk dank, en God vordere ons allen. 't Berek.
De bladwijzer van 1920 komt uit op 't einde van dit jaar of in 't begin van het volgende; en die van '21, hopen we, dapper erachter. |
|