Biekorf. Jaargang 27
(1921)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 118]
| |
MengelmarenWaarom Sint Pieter zonder haar staatIederen keer dat Sint Pieter een zoodtje verkocht, Sinte Pieter zei: ‘zóóvele... 't is zóóvele -geen haartje min -’! en binst dat hij dit zei, trok hij dan een haartje uit zijn kop. Deze is de reden waarom dat hij blaarde geschilderd wordt... zei er toch een Oostendsche Visscher. [AD. - RdH.]Ga naar voetnoot(1) Naast dien gemoedelijken volksuitleg der Petrusiconografie mag even herinnerd worden aan den geschiedkundigen oorsprong. De kaalhoofdigheid van S. Pieter is anders niet als een verworden tonsuur. De tonsuur dio omstreeks de 5de eeuw door den clerus van de monniken is overgenomen, werd op verschillende wijzen gedragen. Een soort noemde de ‘corona S. Petri’ en bestond hierin dat men een krans haar rond het hoofd staan liet. De kruin dio als kenteeken gold voor den geestelijken stand mocht natuurlijk niet ontbreken bij den eersten paus, den clericus bij uitstek. De naam ‘corona S. Petri’ wijst niet op den historischen oorsprong; wel kwamen in den loop der tijden legenden tot stand die het zoo verstonden. De abt Ceofridus dio de Roomsche of Petrustonsuur in Schotland hielp invoeren en daarmee in opspraak kwam bij den inheemschen clerus die het voor de Keltische of Joanneskruin hield, schrijft o.m.: ‘Niet enkel omdat Petrus zoo deed, dragen wij de tonsuur als kroon, maar wel omdat Petrus zoo deed tot gedachtenis van hel lijden des Heeren’. De Patriark van Constantinopel, Germanus, denkt dat Petrus, door zijn Meester uitgezonden om het Evangelie te prediken, op die wijze door de heidenen werd geschoren in toeken van bespotting. Bij onze oude schilders is het duidelijk aan te zien dat S. Pieter de groote kruin draagt. Zoo bij A. van Ouwater in zijn ‘Opwekking van Lazarus’ (Kaiser Friedrich Museum, Berlijn). Onder invloed van het naturalisme in laat-gothisch en vroeg-renaissance wordt de corona stilaan kaalhoofdigheid. M.E. | |
[pagina 119]
| |
Een doodsbeeldeken van Napoleon I door een monnik van AulnePet Me principes imperant et potentes decernunt justitiam. Bovenstaande doodsbeeldeken zond mij, 1911, de goede pastoor Slosse, zaliger gedachtenis, in ruil voor eenige inlichtingen. Het is een afdruk vervaardigd naar het oorspronkelijke, dat hij in zijne omvangrijke verzameling bewaarde. Dat het een wijde verspreiding had gevonden, bewijst het feit, dat ik het vers vond ingeschreven in een overlijdensregister van vóór 1830 der afgelegen parochie Ossenisse in Zeeuwsch-Vlaanderen. Wie was de monachus Alnensis? Alle nasporingen hiernaar bleven vruchteloos. Dat deze Bernardijn der eertijds machtige abdij van Aulne bij Thuin geen bewonderaar des Franschen Keizer kon zijn spreekt van zelf. In den namiddag van 14 Mei 1794 al vluchtende voor de fransche legerbenden zagen de Bernardijnen van Aulne dikke rook zuilen de lucht verduisteren en van verre konden zij bestatigen dat hunne abdij, een wonder van bouwkunst, op vijf verschillende punten was in brand gestoken en in vlammen opging, terwijl een andere vuurgloed aanwees, dat de naburige eeuwenoude Benedictijnerabdij Lobbes hetzelfde lot onderging. De bibliotheek van Aulne, 45000 deelen, en een schat van 5000 middeleeuwsche handschriften werden stelselmatig verbrand. Met welbehagen staarde generaal | |
[pagina 120]
| |
Charbonnier het schouwspel aan en pookte met zijn degen de vlammen op. Toen de monniken in de bouwvallen hunner abdij weerkeerden, moesten zij eerst een gedeelte van den vleugel, die het minst geleden had, herstellen om een onderkomen te hebben. 6 Febr. 1797 werden zij andermaal door de Franschen uit Aulne verdreven en hunne goederen verkocht. Lang wendden zij alle pogingen aan tot herstel, hun hoop bleek ijdel. De laatste Bernardijn van Aulne, Norbertus Mattheus Decouve, overleed 21 Mei 1854 als pastoor van St. Jans Geest (bisd. Mech.). Een paar zeldzame werken gered uit de bibliotheek zijner abdij, schonk hij aan zijne medebroeders van het herstelde St. Bernard te Bornhem. Duizenden bezoekers komen jaarlijks den indrukwekkenden bouwval van Aulne bewonderen. Wanneer men de verwoesting van dit meesterstuk van bouwkunst aanschouwd heeft, dan begrijpt men den afkeer van den monnik van Aulne (een Waal nog misschien) voor de Latijnsche cultuur der Franschen van toen en voor hun oorlogsgod Napoleon I. F. | |
HengstennamenWat is dat daar van die hengsten alsan, waarvan dat een hoograadsheer even gezeid heeft dat die, tonzent, te Dadizeele en ommelands, fransche namen droegen? Die fransche namen golden bij die geleerde Heeren te Brussel als een betoog dat onze boerenmenschen beginnen meer en meer uit te zijn achter fransche namen, en dus afzien van 't vlaamsch! Maar ze 'n doen, mensch! Hier is van iedereen geweten, dat de hengsten nu een keer rechts de eenige ‘beesten’ of hofdieren zijn, waaraan dat een boer niet te doopen en heeft. Een hengst wordt immers, van kinds- ... of kachtelsbeen af, altijd ‘ingeschreven’ en... gedoopt door den veearts! Ko. |
|