Oudheidskundige Vondsten
in de Sinte-Niklaaiskerke van Dixmude.
Vóór den oorlog wierd de kerk van Dixmude door de oudheidskundigen gerangschikt bij de zoogezeide ‘gothieke’ gebouwen. Van onder te boven kon men geen speur vinden van ‘romaansch’.
Het heeft nochtans veel oudheidskundigen wonder gedacht, dat bijna al de vervoetingen tot in de grondvesten in veltsteen uitgebouwd zijn, en zelfs dat op menige plaatsen der binnenmuren het veltsteen eene aanzienlijke oppervlakte beslaat. Doch daaruit dorst niemand hoegenaamd een gevolg trekken.
Weale ook, de zoo bevoegde kenner, die al de kerken van de streke zoo behoort onderzocht had, en ze allen met hun eigenaardigheden tot op den keper beschouwd had, heeft daarover geen woord gerept.
Vernieling en dood brengen nog al dikwijls veel aan den dag.
Van het meestendeel dier kerken blijven er hier en daar nog lappen van muren over, uiteengeslegen en geborsten, die ons het verband met het binnenste van het bouwwerk aanschouwelijk maken.
Uit de studie van dien samenhang valt er veel te leeren.
Sommige brokstukken der muren rijzen regelmatig op de vervoetingen in gelijkig veltsteen, doch al den buitenwand wierden zij bekleed met gehouwen steen of ook nog met baksteen. Ze behooren tot een vroeger romaanschen bouw, en wierden in een lateren herbouw behouden en benuttigd.
Zulke wanden vindt men in de kruisbeuken der kerk van Eessen, in den noord- en zuidbeuk van Sint-Niklaais te Dixmude, alleenlijk ten oosten op eenige plaatsen. Het gebeurt nog dat men de oude muren in veltsteen al beide kanten bekleed ziet met baksteenen uit een later tijdstip: alzoo heeft men te werk gegaan tijdens het heropbouwen van den koor der vroeger romaansche kerk te Vladsloo. Doch hier behoort men wel na te gaan of de veltsteenen tot een regelmatigen bouw behooren, oftewel zoo zij enkellijk eene aanvulling zijn. Alzoo blijkt het dat de veltsteenen van de bekleede muren in de kerk te Dixmude - op weinige plaatsen uitgezonderd - enkele aanvulling zijn, om de bouwstoffen van het afgebroken voorbestaand kerkgebouw te benuttigen.
't Is juist die aanvulling die het onderzoeken weerd is. Immers, de bouwmeesters van dien tijd hebben, zonder onderscheid van zaken, daar alles ingeworpen als het maar steen was; brokstukken van beeldhouwwerk, al te mede geheele kapiteelen of voetstukken, kan men daaruit rapen. Alzoo is te Dixmude te midden die verpuinde aanvulling, een romano-frankisch kapiteeltje, en een zwaar brokstuk van een vierkant pilasterkapiteel voor den dag gekomen dagteekenende uit de XIde eeuw (einde) of de XIIde eeuw (begin).
Wij weten dat de eerste bidsteê van Dixmude, eene kapel was afhangende van de kerk van Eessen en gebouwd op het grondgebied der zelfde parochie; de oorkonden bewijzen het klaar: Esna cum capellis suis Clarc et Dicasmutha.