Helle gaan’; ten anderen hierin verschillende van vuilen praat dat zij eerder slaande gezegden zijn; vuile praat zou heeten: te Brugge ‘uit de mande klappen’, te Roeselaere ‘slechte schole houden’, elders nog-anders.
Welaan 't bovenbedoelde woord ‘kortsteertjes’ is een hellewoord: alzoo te Brugge, waar het zint in 't bezonder op de oude mannetjes uit het S. Joosthuis [en die naam is stijf oud reeds = Ad. D.] alzoo ook te Gent waar het woord in 't algemeene gebruikt wordt. Die zegging bedoelt een bekende verkrompenheid, gevolg van 's mans ouden dag en afgeleefdheid, ttz. contractio penis (welk ookal ‘steert’ bediedt). Niettemin wordt het zeer onschuldig, zelfs door de meeste menschen onbegrepen, gebezigd.
[K.d.F.]
Ippen- = toch iepen (Evend., 1920, xxvi, 263; 1921, xxvii, 21-22). Hier een vrouw, naâr de zeventig, uit Poperinghe-buiten: heeft, toen zij klein was, weten iepenhout snoeken, dan branden, om ervan de assche in de waschte te bezigen. 't Waren, zei ze, te dien tijde veel iepen.
M.C.
Een Bidvrije ofte krochte, in onze landsche kerken? Een te Harelbeke (Evend., 1920, xxvi, 286)? Mogelijk. Maar Meessen had ook een Met erin: vóór den oorlog, aardappelen; sedert den oorlog, steengruis en puin.
E.C.M.