Aarseele
Harcele, 1130, Cart. de St-Bav., bl. 35.
Arsella, 1198, L'Abbaye de Nonnenbossche.
Arsele, 1213, St-Bar., bl. 87.
Arcele, 1363, Cart. de St-Martin à Ypres, bl. 420.
Aersele, 1413, Fragmenta, ii, bl. 73.
Arseele, 1590, Frag., i, bl. 222.
Aertzele, 1617, ib., bl. 39.
Het tweede deel is het bekende oudnederlandsch sali = grondbezit, woning, hofstede.
Tusschen het eerste en het tweede deel is een medeklinker, wel een tandklank, d, th, t of s, verloren gegaan. Dit volgt uit de huidige uitspraak met eene stemlooze s en niet met de stemhebbende z: Aarseele) niet Aarzeele. - De vorm Aertzele in 1617 is daar geen bewijs van: hij komt te laat in vergelijking met de oudere spellingen, al kan hij getuigen van eene gelegentlijk alsdan voorkomende, en mogelijk nu nog hier of daar bestaande uitspraak van ts voor s.