Biekorf. Jaargang 27

Zeisels

Van den Schellevisch

(Vgl. Rond den Heerd, jaarg. 1875, bl. 218).

Sint Pieter, patroon der visschers, na eene bekaaide reis, drukte aan Onzen Heere zijn spijt uit: Meester, wij hebben geheel den nacht gearbeid en niets gevangen! En de Zaligmaker zei: Gaat verder in zee en werpt uwe netten. Petrus gehoorzaamde en vang de visch van alle soorten en voorwaar zooveel dat zijn net erbij scheurde. Alhoewel het net scheurde, verloor hij toch geen visch. Eenen schellevisch die wegsprong, groep Petrus met de hand, zeggende: Ah! gij schelm!

[p. 16]

Sedertdien heeft de schellevisch twee zwarte plekjes op den rug, van de knepe van Petrus' duim en vinger.

Van de Tong en de Roche

Vroegertijde, zeggen onze visschers, kon al de visch spreken: De muile van de tong staat er scheef van.

De roche zei:

Niemand beter dan ik

'k Hebbe oogen op mijn rik.

(Opgeteekend te Blankenborghe).