Biekorf. Jaargang 27
(1921)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Susanna de Pardo van BruggeBernardijner Abdis in het Munster te Roermond.
| |
[pagina 13]
| |
De abt Bern. Campmans, vicaris-generaal, van nabij met den ijver en begaafdheid der priorin bekend, bestemde haar voor een zeer moeilijke en ondankbare taak. Onder zijn vicariaat behoorde ook de Munsterabdij Roermond, eertijds een der luisterrijkste abdijen der Cisterciënserorde, zooals nu nog haar machtige kerk, Roermond's glorie, getuigt. In 1574, bij zijn bezoek aan het Munster, vermeldt de generaal-abt van Cîteaux, dat hij aldaar eene geleerde abdisse en evenzoo eenige nonnen en een beste regeltucht aantrof. Er waren toen zestien nonnen, twee novicen en vijf-en-twintig conversezustersGa naar voetnoot(1). Na den dood der abdis Elisabeth de Vlodrop, 1560-1582, begon het geregeld leven in de abdij te verdwijnen en het getal der nonnen te verminderen. Op het voorbeeld van hooger, mengde de adel, die de vorsten over de kloosters als over hunne domeinen zag beschikken, zich hoe langer hoe meer in de aangelegenheden der abdijen, en beschouwde deze als een eigendom voor hunne dochters om daar een gemakkelijk leven te leiden. Voornamelijk was dit het geval in Limburg; Herkenrode, Munster, Val N. Dame en Burtscheid werden geheel door den adel in beslag genomen, niet echter zonder heftigen tegenstand der Cisterciënserabten aan wie die abdijen waren toevertrouwd. Vooral kwam in Roermond het kloosterleven in verval ten tijde dat Anna de Ruisschenberg als abdis aan het hoofd der Munsterabdij stond, 1604-1626. Door haar onstichtend leven, het voortdurend ontvangen van de adellijke bloedverwanten en vrienden in het klooster met wereldsche praal en vertoon, verdween de kloosterlijke geestGa naar voetnoot(2). Van hare stichting af 1218 door de gravin van Gelder Richardis, eerste abdis, was de Munsterabdij gesteld onder den abt van Oudekamp, gelegen in denzelfden Staat. | |
[pagina 14]
| |
Vreeselijk had Oudekamp, een der machtigste abdijen der Bernardijnerorde, te lijden door den opstand der Nederlanden en de reformatie. De abdijgebouwen werden totaal verwoest, de kloosterlingen van het eene refugiehuis naar het andere gedreven, uitgeplunderd en verarmd. Na het ontslag van den ouden abt 1622, kwam Laurentius van Bever aan het bestuur der tijdelijke zaken. Streng en krachtdadig trad hij op om het verslapte kloosterleven op te beuren en den financieelen toestand zijner abdij te verbeteren, waarin hij slaagdeGa naar voetnoot(1). Hij schrikte voor geen moeilijkheden, en vol ijver voor het welzijn der orde dulde hij den ergerlijken toestand in de Munsterabdij niet langer. Hij eischte het onderhouden der kloostergeloften en der voorschriften der orde. De pogingen van den abt leidden tot verzet en weerspannigheid van de zijde der abdis en het grootste gedeelte der nonnen, die steun en aanmoediging vonden bij hunne bloedverwanten en zoo bij de Staten van het Overkwartier van Gelder. De abt van Kamp, na te vergeefs alle middelen beproefd te hebben, ontnam in overleg met den abt van Duinen, Bernardus Campmans, aan de abdis het bestuur en dreef met kracht zijn bevel door om den regel en voorschriften der orde te onderhouden. De abdis ging in beroep bij de Aartshertogen, het generaal-kapittel en den Paus; wellicht niet om in gelijk gesteld te worden, maar om tijd te winnen. De Staten van het Overkwartier wendden zich 2 Juni 1625 met klachten over den abt van Kamp tot de Aartshertogen; dat hij de Munsterabdij tot een besloten klooster wilde maken; dat er hierom zich weinigen presenteerden om in het klooster aangenomen te worden. | |
[pagina 15]
| |
De Staten dit voornemen strijdig achtend met de stichting, tot nadeel van het klooster en den landsadel, wendden zich hierom tot de Aartshertogin ten einde door hare machtiging en hare voorspraak te verkrijgen van den Paus ‘dat tselue cloister (gelyck voirtyts ten opsiene van veel stiften deser Nederlanden, die cloisters waeren geschiedt is) tot ein adelick stiftt mucht geërigeert werden’Ga naar voetnoot(1). De Aartshertogin Isabella, bekend om haren ijver voor het herstel der kloosters in hare Staten, in plaats van zich te storen aan de klachten van de Geldersche Staten, steunde den abt van Kamp in zijn ondernemen, keurde het ontslag der abdis goed, en benoemde een opvolgster. De vicaris-generaal Bern. Campmans had het oog op de priorinne en het klooster Sparmaille te Brugge. In overleg met den abt van Kamp werd deze tot abdis benoemd van het Munsterklooster. Hij wist dat Susanna Pardo voor zulk een taak berekend was en de nieuwe abdis vergezeld van zes of zeven der ijverigste kloosterzusters van Sparmaille aanvaardde vol moed en betrouwen op Gods hulp de lange reis, om te Roermond zulk een moeilijk werk als het vernieuwen van een kloosterleven in een vervallen abdij te ondernemen.
('t Vervolgt) J. Fruytier Bernardijn. |
|