Evenook ommelands: 't werk aan de bidsteên van Wervik en Gheluwe zet goed vooruit. Me' is ook doende, zeggen ze, aan deze van Reninghelst en aan den toren te Vlamertinghe.
En wat ze nog zeggen is dat er te Reninghelst, al werkende daar, zou een ‘krochte’ gevonden zijn... de moeite weerd, schijnt het, om er een keer te trachten meer van te weten. Als 't waar zou zijn, deze ware wel - buiten van Harelbeke - de eenigbekende oude krocht uit onze vlaamsche landekerken.
Gheluvelt-kerke, weet men, staat er geheel al, in steen, en met een toren eraan, welke zelfs reeds de tweede zou zijn; doch dit werk is niet een herstelling.
Ze zeggen ook nog dat de toren van Woesten en die van Westoutre gestut gaan worden, dewijl ze er nog eenigszins staan; de laatste nochtans lijkt uitnemende krank, en 't en zou haast geen herstellen aan zijn. Bericht evenwel aan ‘ons vrienden’ van daar, dat ze 't niet te gauw en gelooven, want er kunnen andere redens bestaan om dien oorouden bonk onherstelbaar te heeten: 't is reeds gebeurd, en meer dan een keer, dat hij in veleliên's weg stond. b.v. toen ze, over honderd jaar, om hem te zwichten moesten besluiten de kerke te keeren; nu, dat hij in zijn stokouden dag nog door de bommen gerocht is, om dit aleen reeds zou hij verdienen met teederheid opgehouden te worden.
Eerlang, zeggen ze, gaan nog Locre en Reninghe, en Elverdinghe ook weder aangevat worden, de bidsteên te weten.
Te beter.
***
En buiten het Ypersche? In 't Veurnsche en 't Dixmuidsche? Wat zeggen ze daar al? Te Nieuwpoort aan de kerk gaan ze dapper vooruit: men hermaakt ze te weten. Doch alom in den omtrek?...
Dan nog een vraagske: is het al even deugdelijk al wat alzoo ‘hersteld’ wordt... ookal in 't Ypersche? We hooren somwijlen het eene en het andere welk er eigenlijk niet best schijnt te gaan. We zullen daar wel nog eens van spreken.
***
Ondertusschen: ze zeggen dat er minst-nog verricht wordt in Poperingh'-steê. Ten tijde van den oorlog, had men er immers, in S. Jan's, wandschilderijen ontdekt bachten 't beschot omdendom het gebouw. Dit houten beschot was afgedaan geworden om het aan 't gevaar te onttrekken. Maar thans, ‘ze’ 'n weten nog niet of dit beschot er weer aan moet. Doch, als het nog een tijdeke aansleept, wat er zeker ‘aan moet’ zijn de wandschilderijen. 't Worden al stoelen tegen gedrumd, men weet hoe, de eene bovenop de andere, met de pikkels omhooge, en nooit zonder druistig gegooi; 't is nog niet lang geleên dat er 't water ook langs liep... en niemand en bekreunt er hem om. Zal 't zijn van: ‘enja! Poperinghe! ei’?
En we hebben nochtans zulk goê volk in dat Poperinghe! Mogen we hen dàt allemaal eens indachtig doen zijn? En b.v. ook nog: dat ‘ze zeggen’ dat er, onder het bouwraad welke stillekens in de kerken