Biekorf. Jaargang 26
(1920)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 217]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 10] | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oostkerke en de Abdij van Sint-Quintens-ten-Eilande.(Vervolg van bladz. 216) De leenboeken der abdij bevatten daarover het tweevoudig bewijs. De abdij bezat, tot aan de Fransche Omwenteling, het patroonschap van alle de kerken en benoemde er de pastoors en andere beneficianten, - zij was in bezit van alle de tienden der eigendommen, wie ook hun eigenaar was, die onder het gebied der bovenvermelde parochiën lagenGa naar voetnoot(1). Het patroonschapsrecht en het tiendenbezit zijn. de kenmerken die den parochiestichter aanduidenGa naar voetnoot(2). De monniken richtten of bouwden te Oostkerke de eerste kerk | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
op. Stond zij in de gebuurte van hunne woonstede bij Eyenbrouck of werd ze ter plaatse waar nu de parochiekerk staat opgericht? Op welk tijdstip kwam dit eerste heiligdom tot stand? Op beide vragen blijven wij de oplossing schuldig. Ten jare 961 staat Oostkerke als parochie aangeduid in den stichtingsakt van 't kapittel van St Donaaskerk, door Graaf Aarnout de Oude geschonkenGa naar voetnoot(1). Toen waren alle de laten die het grondgebied bewoonden, waaruit later de nieuwingerichte parochiën zullen gevormd worden, parochianen der moederkerk van Oostkerke. Dewijl de omtrek der parochie zich zoo wijd en breed uitstrekte, bezochten de monniken de verstafgelegene wijken en bouwden er de vier reeds vermelde hulpkapellen op te Wulpen, Moerkerke, Lapscheure en Westcapelle. Zij waren het ook, denken wij, die aan die christene volksplantingen hunnen oorspronkelijken naam schonken, zoo niet aan Wulpen en Lapscheure, toch aan Moerkerke, de kerke ten moere of ten moerasse, ook aan Was (capelle) ten wazeGa naar voetnoot(2). Wanneer Oostkerke door den bisschop van Doornijk tot parochie verheven werd, kunnen wij niet achterhalen. Enkel vermelden de leenboeken en de oude rekeningen der Dekenij van Brugge dat de Abt van St Quintins telken jare aan den bisschop van Doornijk en later aan den bisschop van Brugge eene erkentenishulde van x solidos parisis schuldig stond om reden van de pastorij van OostkerkeGa naar voetnoot(3). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De naam Oostkerke, gezien de ligging der kerk, komt vreemd voor. Ook de oorspronkelijke naam zal wel Os-kerke of Oos-kerke geweest zijn, later tot Oostkerke verwandeld. Wij vinden Oskerca apud Budanflit en Ooskerca in 961, - Oskirke in 1089, - Oskerke en Oskerka in 1110, - Oskerca in 1163, - Oskerke in 1178 en 1201 en eerstmalen Ostkerka, nog niet Oostkerka in 1203Ga naar voetnoot(1). De uitgang kerke wijst op den christen oorsprong der parochie. Voegen wij hierbij dat de christenheden die den naam van kerke of kapelle dragen, in de 9e of 10e eeuw tot stand kwamen en meestal in het noordergedeelte van Vlaanderen langs de zeekusten te vinden zijn. Wij hebben hebben hier de streek voorhanden die uit de zee gewonnen is, waar de schorren en moeren door indijking en wateringen tot polders moesten herschapen worden, vooraleer de bewoners er eene vaste zate konden kiezen. Het eerste lid Os, Oos is, ons dunkt, niet zoo gemakkelijk uit te leggen. Hebben wij hier Os, Oos, Oze voorhanden met de beteekenis van water, modder of slijk, en zouden de monniken aan hunne moederkerk eenen naam gegeven hebben op dezelfde wijze als Moerkerke en Was-Cappelle gevormd, dus de kerke ten ozeGa naar voetnoot(2)? Is Os, Oos hier gebruikt, zooals heden nog in andere vlaamsche streken, met | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
de beteekenis van ons? Zoo zou Os-, Ooskerke, onze-kerk beduiden. Aan anderen het nader te beslissenGa naar voetnoot(1). De Benedictijnen stelden hunne eerste kerk en parochie onder de bescherming van St Quintin, martelaar, dien zij reeds als beschermheilige hunner abdij verkozen hadden. Tijdens de 12e eeuw, zal nevens St Quintin een tweede patroon optreden, Sint Guthago die, wellicht binst de 8e eeuw te Oostkerke stierf, er begraven werd en ten jare 1159 heilig verklaard. Bezaten de kloosterlingen het patroonschapsrecht over Oostkerke en de parochiën uit Oostkerke ontstaan, niet altoos hebben zij het recht genoten tot de offeranden die de geloovigen uit vrijen wil aan de kerken schonken, welk recht den naam van personaat draagtGa naar voetnoot(2). Onder die offeranden rekenden brood, wijn en keersen bij het plechtig misoffer geschonken ook, was, dieren, boter, enz. die de bedevaarders aanbrachten vooral op de ommegankdagen of de feesten ter eere van de beschermheiligen der kerk gevierd. Heden bestaat nog in eenige parochien de gewoonte van op die dagen dusdanige giften ter eere van den heilige die men komt dienen, te schenken. Hoewel Baldrik, bisschop van Doornijk, in 1110, onder de bezittingen der abdij het altaar en de kerk van Oostkerke, in andere woorden: het personaat en patronaat der kerk, aanhaalt, we vernemen uit een saarter van Gerard, dezes opvolger, dat het personaat in de handen van Dodin en zijne voorzaten, mogelijks heeren van Oostkerke, overgegaan wasGa naar voetnoot(3). Zij hadden het wellicht op eene onwettige wijze bemachtigd. Ook ontneemt | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
hun de kerkvoogd dit recht en zet het aan de abdij van St Quintin over. Doch Dodin zocht er zich niet van te ontmaken, weshalve de abt hem bij den graaf van Vlaanderen, Philips van Elsaten, aankloeg. Door tusschenkomst van den graaf, willigden Dodin en zijne broeders en zusters de eischen van den abt inGa naar voetnoot(1). De zending onzer benedictijnermonniken als geloofsboden, als stichters der christenheden was, dunkt ons, binst den loop der 12e eeuw, ten grooten deele voltrokken. Hoelang behielden zij het bestuur hunner moederparochie en der bijgestichte kapellen? Wanneer werden die hulpkapellen op hunne beurt parochiën met een eigen grondgebied en een eigen pastor? Wanneer ontstonden op het gebied der moederparochie de nieuwe christenheden van Damme, Ste Catherine, Houcke en St Anne ter Muyden? Tot nu vermissen wij de voldoende inlichtingen om die belangrijke vragen op te lossen. Eene uitgebreide aanteekening verhaalt ons op welke wijze en op welke voorwaarden Houcke uit de moeder-parochie geboren werd, doch het tijdstip der vorming dier christenheid staat niet aangewezen. De wijl zij in 1449 herinnerd wordt, zal die parochie, ons dunkens, de laatste geweest zijn die op het grondgebied van Oostkerke, ontstondGa naar voetnoot(2). Haar oudste naam ‘de Houck’ wijst op hare ligging. Ten jare 1330 waren alle de kerken die we reeds meer dan eens vermelden, parochiekerken geworden van een eigen pastor voorzien: ze staan aangestipt met het | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
getal hunner pastors en kapelanen in een belangrijke oorkonde op bovenvermeld jaarGa naar voetnoot(1). Toen telde de kerk van Oostkerke twee pastors en een kapelaan. Ze blijft die twee herders behouden tot omtrent het jaar 1600. In 1455 staan vier kapelanen opgegeven. Na 1600 worden in de kerk- en parochierekeningen enkel een pastor en een kapelaan of onderpastor aangestipt. Zoo blijft het tot aan den Beloken Tijd, op het einde der 18e eeuwGa naar voetnoot(2). Wegens het getal zielen der parochie in de voortijden, ontdekten wij geen bescheiden. In de Acta Sanctorum lezen we eene duistere inlichting die we overschrijven: ‘De Oostkerksche pagus (parochie) in het Vrije, tusschen Brugge en Sluus, drie mijlen van beiden steden afgelegen, was eertijds heel belangrijk, dewijl zij vijf duizend communicanten telde en door twee pastors en drie kapelanen bestuurd was. Niet te verwonderen dewijl het stadje Munikrede, ten tijde dat Brugge's handel bloeide, er deel van miek...’ Die inlichting werd aan den opsteller der Acta overgemaakt door Ridder Lodewijk De Corte, Heere van Oostkerke, in 1718. Hij voegt er bij dat de parochie, te dien jare, geen vier honderd communicanten teldeGa naar voetnoot(3). Toen ook bleef enkel een beneveld aandenken over van de Benedic- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
tijnermonniken die het Oostkerksche grondgebied met den ploeg tot vruchtbaar akkerland herschiepen en door het kruis tot Christus bekeerden, Cruce et aratro. Ons opstel beware de nagedachtenis der vromen die het Christendom in onze streken stichtten! J. Opdedrinck. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijdrage I.Dat zyn de beneficien die staen ter presentatie vanden abt vander vorseide abdie van Sinte Quintins binden lande van Vlaendren. Eerst in den dam tonser Vrouwen kerke twee curen. Inde vorseide kerke ix capelrien die behoren inde distributie vanden chore, - v capelrien die niet behoren in de distributien, - item de costerie aldaer metter scole. In Sinte Niclaeus capelle inden dam ii capelrien. In Sinte Kateline kerke biden Damme de cure ende de costerie. Inde kerke van Oostkerko ii curen, ii capelrien, ii costerien metter scole. Inde kerko van Waescapelle, eene cure, eene capelrie ende costerie metter scole. Inde kerke vander Mude, eene cure, eene capelrie ende costerie metter scole. Inde kerke van Laepscuere, eene cure, eene capelrie ende costerie metter scole. Inde kerke van Moerkerke, eene cure, eene capelrie ende costerie metter scole. Inde kerke vanden Houke, eene cure, eene capelrie ende costerie metter scole. Inde kerke vanden Briele, in Wulpen over zee, eene cure ende dese es met allen onder zee.
Document: Dit zyn de tienden, land, renten ende revenuen toebehorende den abt ende convente van der kerke van Sinte Quintins en Ille in Vermandois, gheleghen binden lande van Vlaendren ± 1395. (Staatsarchief Brugge. Fonds: Archives Ecclésiastiques, no 416.) | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Bijdrage II.Tienden, leenen ende incomsten der abdy van St-Quintins. Naar den inhoud van de Leenboeken der abdij van St Quintins, bevatte het leenberek: A/ 114 tiendeleenen, over 46 houcken verspreid, wier naam, uitgestrektheid en ligging wij verder aanduiden. B/ 7 grondleenen, in het Ambacht- en de Parochie van Moerkerke gelegen, zich over 21 gemeten, 2 lijnen en 92 roeden kinds bestrekkende | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De leenhouders stonden aan den Abt leen verheffing, kamerlingschuld en dienstbaarheid schuldig. Wanneer het leen verkocht werd, genoot de Abdij den 10n penning van den verkoopprijs; - ging het leen over in andere handen door de dood van den leenman of om andere wettige redenen, dan had zij recht tot 10 ponden parisis van elk leen; stond het leen ter bester vrome (à la meilleuro dépouille), als weerde der beste vrome werd de pacht-prijs van een jaar gerekend. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Leenhoucken:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
Twee tienden in 't Ambacht van Wulpen, verdeeld tusschen de Abdij, den Pastoor en de Leenmannen, sedert lang door zeeoverstrooming te kwiste. Daarbij kwamen nog de tienden van 's Graven van Namen Polre, van Willem van Thielt polre en Mynheeren Sucx polre, sedert lang overstroomd en in den vaart van Brugge naar Sluus afgedolven. Nog bij te voegen de tienden der door de zee aangespoelde gronden. De Leenboeken maken melding van vier soorten van tienden: De koorntienden, - de vleeschtienden (van veulens, lammeren, kalveren, verkens), - Smalle tienden (van meede, wilgen en ajuinen), - vlastienden. De Abdij genoot vlastienden op Oostkerke, op St Catherine bij Damme, langs den Oost- en Westkant van Spieghelswech en op den Coebrugghe houck (Ste Cath. en Schependom Damme) op beide kanten van het Zwin. Nog had de Abdij recht tot de offeranden die op O.L.V. Lichtmisse, in de kerken van Oostkerke, Damme en St Catherine opgedragen waren. De volgende beneficianten en kerken waren verplicht jaarlijks (op Kerstdag, Paschen en Sinxen) de patronaatschuld te betalen:
Oorkonden: Dit zyn de tienden, land, renten ende revenuen toebehorende den abt ende convente vander kercke van Sinte Quintins en Ille in Vermandois, gheleghen binden lande van Vlaendren, in diversche steden ende prochien, omtrent 1395. (Staatsarchief. Brugge. Archives ecclésiastiques, no 416. Idem. Registers van 1617 en 1648. Ibidem. |
|