Biekorf. Jaargang 25(1914-1919)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Avond ER liggen aan de kimme als meertjes licht te blinken, zacht-rood, langs grijs gewolkt dat kalm hel duister wacht; daaronder schijnt de zee in droomen weg te zinken en hooploos wiekt een meeuw haar stomme vleuglenklacht. Er tintelt hier en daar een lichtvonkje op de pinken, een neergedaalde lonk uit de eeuwge starrenwacht; heel de aard schijnt 't laatste licht van 't heelal weg te drinken en reeds begint te maan te sneeuwen door den nacht. Want zie dien valen nacht die opdaagt uit de golven; in 't graf waaruit hij stijgt wordt de avond traag bedolven, terwijl zijn stollend bloed de verste baren doodt... En voor de haven wacht een boot op 't hoog getijde; haar zeil schijnt in het zwart zich tragisch uit te breiden en zij wiegt eindeloos des avonds stervensnood... Urb. Van de Voorde Blankenberghe. Vorige Volgende