standen. Het individueel en 't maatschappelijk leven der bevolking vindt zijn uiting en staving in de heerschende rechtstoestand, en zoo zijn de costumen en rechtsvormen een doorslaand bewijs voor 't maatschappelijk leven van een volk, gemeente, eeuw of periode. Hieruit springt dadelijk het belang der rechtsgeschiedenis in 't oog. Ik vind het een onmogelijk iets, een volledig tafereel van 't leven van een volk in eene bepaalde periode op te hangen zonder de kennis en studie van de rechtsgeschiedenis in die periode. Bij onze buren, Frankrijk, Engeland, Noord-Nederland, in Duitschland vooral wordt veel aan rechtsgeschiedenis gedaan. Als baanbrekers in dit vak staan Lamprecht, Grimm, Schroeder aan de spits, flink nagevolgd en soms wel overvleugeld door Brünnen, Viollet, Fochema, Klimrath, Glasson, Esmain en zoo meer ander. Ook in Belgie hebben enkele bijzonderen hun krachten hieraan aangespannen en als grondlegger moet ik noodzakelijker wijze aanstippen: Warnkoenig en Geldolf. Sedert kwamen Defacqz, F. Britz, Ghewiet, Bivort, Dubois en de bewerkers en uitgevers der Anciennes Coutumes de Belgique, alhoewel deze laatste meer den weg der monographie opgingen dan die der algemeene geschiedenis.
Bij het studeeren der rechtsgeschiedenis is het mij menigmaal opgevallen, hoe feiten tot nog toe algemeen aangenomen, aan 't wankelen gaan en ten slotte in tegenstrijd met de steeds vooropgestelde thesis uitvallen. Voor Brugge ondermeer, viel mij dit menigmaal voor bij de studie der Coutumes zoo meesterlijk door Gilliodts uitgegeven. En dan eerst ook bleek het mij duidelijk hoe alleen, en dit vooral voor Brugge, eene volledige geschiedenis van 't vlaamsche en brugsche volk kan ontstaan, wanneer het licht der rechtsgeschiedenis van dit volk helder klaarte verspreidt over zijn doen en laten, zeggen en zwijgen, leven en bewegen.
Met het herleven van Biekorf, hoop ik bij tijd en stond op de ontwikkeling der vlaamsche en brugsche rechtsgeschiedenis terug te komen, om zoo mogelijk menig valsch