Zeehaven, in Oogstmaand 1899, opdolf, wiens overblijfselen in de voorhistorische-oudheidskamer van Gruuthuuse, te Brugge, bewaard liggen: 't is in beide het zelfde zwart als tot kool bedegen en afgesleten eikenhout. De boot van Brugge, naar 't oordeel van bevoegde oudheidskundigen is een friesche of saksische relikwie uit de 5e of 6e eeuw.
Mogen we met de vondste van Knocke tot dit verafgewijderd tijdstip opklimmen? Deze onze losse aanteekeningen bewijzen, dunkt ons, welk een belang de Knocksche boot aanbiedt. Moge hij weldra uit zijne verdokene rustplaats opstijgen!... Een loopgracht, door balken en planken opgeschoord, naar het zandhilleken graven waaronder hij verborgen is en 't belangwekkend stuk zal bloot liggen. Wanneer wordt dat gering werk uitgevoerd, min lastig als het doorgraven van een tumulus?
Er was sprake van dees jaar, in 't lieve Knocke, een toogkamer in te richten, waar voorwerpen en dieren onzer zeekust, tusschen Duinbergen en Holland zich uitstrekkende, zouden verzameld worden. Onze boot ware wel een merkweerdig voorwerp, het merkweerdigste wellicht, om in die aantrekkelijke toogzaal uit te stallen.
* * *
Bij eene boring in de duinen van Knocke, op 200 meters afstand van den zeedijk, ontdekte men, in October 1912, eene warme bron, op eene diepte van 402 meters. Het water, hoewel niet overvloedig, houdt niet op van naar boven te klimmen. Nu, binst het tegenwoordig badgetijde wordt het den liefhebbers aangeboden. Luidens de opgaven der scheikundige ontleding van 't water bezit het eene warmte van 18 graden en zou het onder de voorname aan te prijzen ziekendranken mogen gerekend worden.
Men leze over de ontdekking der bron in het geschiedkundig werk: ‘Knocke-sur-mer. Histoire et Souvenirs’ een boeiend en omstandig opstel: Le sous-sol de Knocke, bl. 165-171.
J.O.