Biekorf. Jaargang 25
(1914-1919)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdFriesche TerpenEEN vriend vroeg ons welk onderzoek de Brusselsche koninklijke maatschappij van Oudheden in 't jaar 1912 op Leffinghe had ingesteld. De zaak kan ook belang opleveren voor meer dan een onzer lezers. Het verslag over dat onderzoek luidt als volgtGa naar voetnoot(1): ‘Onderzoek eener mote op Leffinghe. In de vlakte langs de zee gelegen, liggen de meeste gronden heden nog niet hooger dan het hoogste tij; zonder de dijken en de duinen zou deze vlakte door eenige getijen kunnen overstroomd worden. Uit vrees voor dezen aan vallenden terugkeer van 't water, namen de eerste menschen die zich met hunne schapen op de weiden der schorren dorsten wagen, de voorzorg hier en daar, zooals in Friesland, toevluchtsmoten of terpen op te werpen. Zoo eene mote is er in de nabijheid van Steene te zien. Een andere bestaat op Snaeskerke, zooals het blijkt uit onze vorige verslagen. | |
[pagina 131]
| |
Men deed er ons op Leffinghe eene derde kennen en wij begaven er ons spoedig naartoe om ze te onderzoeken. Zij ligt op een afstand van 1650 m., ten Noordwesten van de kerk; eene kleine hofstede, het Vleriskot, staat er op en van deze maakt deel eene groote schuur, met strooi bedekt, die het friesch kenschetsend maaksel vertoont. Indien het stoutmoedig is, zonder inlichtingen en zonder delvingen te beweren dat deze mote oud is, men kan toch in elk geval eene overlevering vaststellen.’ De schoone bergschuur van het Vleriskot is eene der weinige die te Leffinghe nog te zien en aan de vernietiging ontsnapt zijn. Onze Biekorf was de eerste die schreef over de friesche schuren in West-Vlaanderen; nu kan men waarnemen dat deze merkweerdige volkenkundige bijzonderheid in de wijde wetenschappelijke wereld gedrongen en aanveerd is.
***
Nu nog een woord over de stelle van Snaeskerke, welke wij aan de koninklijke maatschappij van oudheden deden kennen en die in 1911 onderzocht wierdGa naar voetnoot(1). Deze mote ligt in den grooten polder van Snaeskerke 2250 m. Noord-West van de kerk. Wij hebben de delvingen bijgewoond en geene voorwerpen gevonden waar wij uit konden besluiten hoe lang deze mote reeds bestond. Zij is vooral merkweerdig door haren naam, die ook reeds de aandacht van onzen grooten navorsen er Guido Gazelle had opgewekt. Wat beteekent het woord stelle? Het komt te voorschijn met de volgende beteekenissen: Het beteekent ligging (Kiliaan), veilige plaats (Kiliaan), opgeworpen hoogte op schorgronden, waar het vee zich bergt als de vloed opkomt. (Verdam, Schuermans, Loquela). | |
[pagina 132]
| |
Schuermans doet zelfs opmerken dat er in vele polders eene hofstede te vinden is, die den naam van stelle draagt. Kiliaan doet nog eene andere bediedenis gelden: eene stelle is ook eene kreek. Verdam doet de tegenstrijdigheid opmerken tusschen de twee bediedenissen van hoogte en kreek, maar hij en legt ze niet uit. Hoe het komt dat hetzelfde woord eene mote en eene diepte kan aanduiden, meenen wij te vinden in eene oude oorkonde door Gezelle in Loquela aangestipt. Daar lezen wij sub verbo stelle: ‘In een werk van den Heer Emile Bochgrave, geheeten Colonies belges en Allemagne au XIIe et an XIIIe siècle, Brussel, Muqnardt, 1865, bl. 300 staat er: Ordonnance de Philippe, archiduc d'Autriche, du 30 sept. 1479: pour pouvoir dicquer, il faut faire de profondes gueules de dicques, qu'on appelle creeckers, en faisant sur les schorres de grandes mottes qu'on appelle stellen, pour y mettre des brebis on autre bétail...’ De naam stelle zal ook vermoedelijk overgegaan zijn tot de kreken, welke men delven moest om de hoogten op te worpen. Van waar komt dat woord nu? 't Is een friesch woord. Gezelle geeft in Loquela den volgenden uitleg: Het w. stelle is een oud Friesch w. Jus suffragii, zegt Halbertsma, Idiot. Fris., nitebatur possessione fundi, quem stelle, stemmende stelle appellabant...’ Deze beteekenis van onroerend goed, land, dat volgens het vroegere Friesche recht met schatting was bezwaard, waardoor de eigenaar stemgerechtigde was, is echter de oorspronkelijke beteekenis niet: het is maar eene bijgevoegde, afgeleide beteekenis. De eerste beteekenis is in 't friesch, evenals bij Kiliaan en in het Duitsch, blijkens het nieuw Friesch Woordenboek van Waling Dijkstra: plaats, als stand-, lig- en zitplaats. | |
[pagina 133]
| |
De overgang tot de beteekenis van toevluchtsoord is heel geleidelijk. J. De Bie |
|