Biekorf. Jaargang 25
(1914-1919)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
[Nummer 5] | |
Een geloofsheldTEGEN alle kerkelijke wetten in wilde keizer Napoleon in 1813, eenen Bisschop naar zijnen keus opdringen in het Bisdom van GentGa naar voetnoot(1). De Seminaristen weigerden dezen ingedrongen kandidaat Bisschop te erkennen. Daarom wierden ze bij 't leger ingelijfd en naar Parijs of Wesel gestuurd. Daar de vijand die Wesel kwam belegeren de stad niet bestormde, viel geen enkele Seminarist onder de vijandelijke kogels. Verschilligen integendeel stierven uit ziekte: typhus en rooloop. De ziekenoppassers waren opgeraapte mannen, meestal oud-soldaten, hertelooze kerels die met opzet de zieken zonder zorge lieten om ze te doen sterven, zoo ze er nog niet tusschen kwamen om de dood te verhaasten of te | |
[pagina 110]
| |
verzekeren, uit vreeze dat de kleederen en al wat de overledenen achterlieten hun zouden kunnen ontsnappen. De niet zieke Seminaristen deden dus al wat in hunne macht was om hunne zieke medebroeders hulp en bijstand te verleenen. Onder dezen muntte de Eerzame Karel RyckewaertGa naar voetnoot(1). Hij was geboren te Reninghelst-Clytte den 25n Oogst 1793. Hij behoorde tot eene der beststellende familiën van geheel de streke. Persoonlijk was hij mild bedeeld naar lichaam, ziele en geestGa naar voetnoot(2). Gezien hij schaarsch twintig jaar oud was, was hij waarschijnlijk nog maar sedert eenige maanden in 't Seminarie toen de vervolging losbrak, doch hoezeer hij aan 't Seminarie gehecht was blijkt uit het volgende voorval: op weg naar Wesel, en te Gent een stonde nog vertoevend, zette hij hem op eenen dorpel neder, om 't hem ontzeide Seminarie eene lange wijle, van buiten ten minste, te bekijken. Twee voorbijgaande makkers vroegen hem wat hij daar deed? Hij antwoordde: ‘Wij zitten hier en weenen als wij aan Sion denkenGa naar voetnoot(3), en zijne oogen schoten vol tranen. Als nu die voorbeeldige Seminarist en heldhaftige geloofsbelijder die de vervolging getrotst had om aan de wettelijke kerkelijke overheid getrouw te blijven, die 't gevaar van besmetting misprijzende, dag en nacht zijne zieke medebroeders had bijgestaan en zelfs binst zijne ziekte een kermenden zieke laafdeGa naar voetnoot(4), zijne zelfsopoffering met zijn leven betaald had, schreef Seminarist Goethals tot den | |
[pagina 111]
| |
Eerw. Heer Van den Driessche: ‘De eerste (Ryckewaert) is martelaar zijner naastenliefde gestorven. Hij spaarde hem geene moeite, nam geene ruste, zelfs dan wanneer hij zijne zieke medebroeders niet kon bijstaan; drie nachten te weke ging hij te bedde niet, hij is dood van besmettelijke koortsen. - De besten onder ons gaan tot een ander leven over. Ik vrees niet te zeggen dat M. Ryckewaert als volmaakt christen gestorven is. Hij heeft zijn vagevier te Wesel gehad; nooit heb ik hem de minste klacht hooren uitspreken; altijd tevreden trachtte hij zijne medebroeders te troosten; hij was het voorbeeld van ons allenGa naar voetnoot(1)’. Den honderdsten verjaardag van het afsterven van dien voorbeeldigen jongen Seminarist heeft men te Reninghelst-Clytte op 2n Kerstdag 1913 plechtiglijk gevierd. Eene plechtige mis wierd gezongen door den Eerw. Heer Proost, bijgestaan door de EE. HH. Pastoor en Onderpastoor van Reninghelst dorp. De gedachtenissen behelsden vooreerst den tekst der gedenkplaat en vervolgens den lof van den overledene, naar geschrevene stukken en familieoverleveringen, zooals wij het hierboven wat meer in 't lange gedaan hebben. Het geschiedkundig sermoen wierd gepredikt door eenen priester van Reninghelst-Clytte geboortig, thans te Yper gevestigd. Eindelijk wierd in de Clytte-kapel eene kunstige koperen plaat, (gifte der neven en kleinneven van den geloofsheld), geplaatst. Zij luidt: † Tot Zalig aandenken van den Eerzamen | |
[pagina 112]
| |
Wesel verbannen, alwaar hij van overnacht zijne zieke Na Napoleon's val kwamen de Seminaristen naar Gent weder. De tijd van acht maanden dat ze te Wesel, enz. verbannen geweest waren was voldoende geweest om er negen en veertig te doen sterven, meest allen te Wesel. Ter gelegenheid van den honderdsten verjaardag van hunnen strijd, en, hopen wij, van hunne bekroningGa naar voetnoot(1), heeft men hun te Wesel in 1913 een gedenkteeken opgericht, met het volgende opschrift, dat ik uit 't latijn vertale: Ter roemvolle gedachtenis Yper, Februari 1914. Gust. Lamerant. |
|