Biekorf. Jaargang 25
(1914-1919)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 113]
| |
Een wacht van riet waakt op de wallen
als spoken in den avondgloed;
'k hoor hondgebas, geen horens schallen;
daar stapt een eedle... werkmansstoet.
Vol nieuw getuig zie 'k de oude wanden;
belatwerkt de oude zoldering;
doch in den heerd nog tjokken branden
die vechten met het maangesching.
Vol leedschap zoekt, vol diepe rouwe
mijn geest in d'hooge ridderzaal....
O! 't hangt daar nog in de oude schouwe
een zweerd dat spreekt een riddertaal!
Nog ongedeerd en ongeschonden
wierd 't kostelijk voortijdig pand
in 't slijk der wallen weergevonden,
de boer deed mij 't geschenk ter hand.
En ‘preusch lijk dertig’ lei ik 't wapen
op 't blad van een vermolmde kas;
'k stond lang nog naar mijn zweerd te gapen
en 'k dacht dat ik een ‘ridder’ was!
Horand |
|