Het gedicht werd ook op een groot blad gedrukt, (zoo toen nog de oude gewoonte was); om ingelijst te worden. Mevrouw Aloïsia was geboortig van Rousselare, en stierf te Brugge in 1876, in den ouderdom van 68 jaren.
Om nu in de Dichtoefeningen het oude Eerevers weer te vinden, neme men eerst het gedicht: Vlaanderens kroone; de 3 eerste strophen zijn die van het Eergedicht, met eenige kleine veranderingen, die we nu niet zullen ophalen. De vierde stroof van ‘Vlaanderens kroone’ is nieuw, en geeft aan dit stuk een bijzonderen zin. Van daar komen wij in het gedicht:
Onze Bewaarengel. Neem daar strofe 3 van:
‘Daar waar de Mandel eens, tot op den grond toe blinkend’
etc.... lees de vijf eerste verzen, zet daarna:
‘daer viel in later dag uit zuivere Englenhanden’
en vlieg dan over naar het stuk: De roep des Heeren, 7e vers:
‘een edel zaad in de aarde’.... enz.
Aldus bekomt gij de 4e stroof van 't oorspronkelijk gedicht.
De 6 eerste verzen van den ‘Roep des Heeren’ maken aldus een nieuwen aanhef, om dit 2e stuk af te ronden.
Nu vindt ge stroof 5, 6, 7 en 8 van 't oorspronkelijke weder in stroof 2, 3, 4 en 5 van Roep des Heeren, maar om dan voort te gaan moet ge hier een stroof overslaan, zoodat 9, 10 en 11 voor Mevrouw Aloïsia overeenkomen met 7, 8 en 9, alhier.
De 12e stroof van 't oude Gedicht is hier weggelaten, zij luidde:
God plantte ze in zijn hof, en bij zijn andre bloemen,
- De blanke bloemen en den wel getuinden hof,
Die Godelieves naem en de voogdije roemen,
Dier rooze uit 't Vlaemsche dal, die Satans woede trof,
Maer uit wier edel bloed de leliën ontsproten,
Die staen in 's Konings herte en in zijn tuin gesloten,
En die de roode dauw van 't vruchtbaer martelbloed
In maegdenschoonheid voor den Hemel wassen doet.
Strophen 13 en 14 zijn hier 10 en 11. Stroof 15 is hier de overgeschrikkelde strophe 6, maar deze is veranderd in enkele woorden, vooral 't voorlaatste vers, wiens einde eerst was: in Godelieve's woon:
Stroof 16, is weer geheel weggebleven, 't was:
Wat is 't dat ik aanschouw? hoe, hebt ge mij bedrogen
Mijn Engel? is 't een droom, of zien ik in het veld,
Lijk Josephs schooven, ook twaelf leliën gebogen,
Voor ééne leliebloem aanbiddend neergeveld,
En Engels rondom haer met goudjuweel in handen,
Met staf en kruis en ring en gulden mijterbanden
Zien ik de lelie treên in eene gloriebaen
Waarlangs bij honderden haer volgend henengaen?