westvlaamsch tijdschrift ‘Biekorf’ te helpen opluisteren en vereeren.
Welke ongemakken zijn er in het hoesten en niezen, gapen en geeuwen, spreken en vezelen, van gezonde lieden gelegen?
De ongemakken zijn u door daaglijksche ondervinding genoegzaam bekend. Daar zijn immers menschen genoeg, die overtollig gebruik makend van de vrijheid die wij sedert 't jaar 30 genieten, zoo breed durven gapen, zoo geweldig hoesten, zoo uitbarstig niezen, zoo brobbelend en speitend klappen en vezelen, dat er hagel en regen rondspettert, telken keere hun neuze lost of hun mond opengaat. Meest mannenvolk: want de ‘chères soeurs’ onzer kloosters en kostscholen letten er op dat de juffertjes en meisjes, aan hare zorgen toevertrouwd, van jongs af leeren hoesten en niezen, gapen en geeuwen met eene ingetogene behoedzaamheid, hierin bestaande dat hetgeen nog bedwingbaar is, tegengehouden wordt en dat de uitspattende overschot van mond- en neusgeweld 't zij op een zakdoek, 't zij op het vlakke der hand afgeschampt, gebroken of onthaald wordt.
Maar dit ongemak is nog het minste, en ten andere men kan het ontgaan, 't zij met eens aangezicht aan tijden af te wenden, 't zij met eens hoofd zoodanig te laten zakken dat er de regen overspringt, 't zij met de zaten aan tafel zoo behendig te schikken dat de vlage past op iemand anders.
Ongelukkiglijk is het door onbetwistbare opzoekingen bewezen: ten eerste dat er, zelfs onder het stil spreken en 't lijzig vezelen, verschillige meters verre, een onzichtbare mist van allerfijnste speeksel-druppeltjes uit en rondvliegt; ten tweede, dat er in het neus- en keelslijm van menschen die volkomen gezond zijn pathogene kiemen kunnen zitten, ik meene levelingen die bekwaam zijn om bij anderen gevaarlijke, besniettelijke ziekten te doen ontstaan. Zulke bacillen-dragers, aldus genoemd omdat zij bacillen dragen die ziekten overdragen, zijn gewoonlijk