Biekorf. Jaargang 24
(1913)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 193]
| |
[Nummer 13] | |
WenduineDE beteekenis van den oordnaam Wenduine is witte duin: de bepaling wen is van keltischen oorsprong. De belgische tak van de keltische spraken heeft geene andere oorkonden nagelaten dan eenige namen van plaatsen en waterloopen; moesten er stukken van Belgisch bestaan, zooals er Bortoensch, Iersch en Gallisch bekend is, wij vermoeden dat het woord wit, wen zou luiden in de keltische tale van de Belgen.
***
De keltische woordstam vindos, wit, komt men onder de volgende gedaanten tegen in de gedenkstukken en overblijfselen van den keltischen taalschat: 1o Men weet dat de gallische druiden de grieksche boekstaven bezigden om te schrijven. Op eene munt van de Remers staat in grieksche letters, het volgend gallisch opschrift: pennoouindos. Men kent ook den gallischen | |
[pagina 194]
| |
mansnaam Pennovindos, die wit van hoofde beteekent. Die mansnaam wierd een oordnaam: Pinnevendus, Penvennum was een fundus geworden, de eigendom van een man, vroeger Pennovindos genoemd. Penvennum is de middeleeuwsche naam van Pavant (Aisne). Zie eens hoe dat woord vennum, wit, reeds van bij verwant schijnt met onze belgische gedaante wenGa naar voetnoot(1). 2o Wit luidt in 't Ierlandsch find: men komt het woord tegenin den eigennaam Findmag, die witveld beteekentGa naar voetnoot(2). In 't kymrisch luidt dit woord gwynn, in 't bortoensch guenn, hetzelfde woord nagenoeg als ons belgisch keltisch wenGa naar voetnoot(3). 3o Westfalen werd door de Kelten bewoond, vooraleer door de Germanen ingenomen te worden; zou de westfaalsche oordnaam Wenheim, ook het wit woonoord niet bedieden, evenals menigvuldige dorpen Witheim genoemd in Westfalen en ook elders gelegenGa naar voetnoot(4)?
***
Wenduine heeft zijnen naam aan het uitzicht zijner ligging ontleend, evenals Blankenberghe en Wissant, dat wit zand beteekent.
***
De naam Wenduine is hoogst belangwekkend voor de geschiedenis onzer kust. In het vierde aardkorstelijk tijdvak stond Vlaanderen onder water. Wat geheurde er? | |
[pagina 195]
| |
Frankrijk was aan Engeland verbonden; de landengte werd door de baren van de zee gebroken; de zeeëngte van Kales werd gevormd en de bodem van Vlaanderen kwam boven water. Waar er eene effene kust bestaat, begint de wind met het droog zeezand te spelen en langzamerhand komt er eene kustlijn van duinen tot stand. Dit geschiedde op het einde van het vierde aardkorstelijk tijdvak. Deze kust was verder westwaarts gelegen dan de hedendaagsche kust, want men vindt dikwijls sporen van 't verblijf van menschen op plaatsen, waar hedendaags de golven van de zee komen aangespoeld. Achter de duinen wierd het vaste grond; hij was alevenwel doorsneden met eene menigte geulen en moerassen, waarin de turflagen tot stand kwamen. Die streek, achter de duinen gelegen werd achtereenvolgens door de volgende volksstammen bewoond: de jongsteentijdsche bevolking, de Galliërs, de Morienen en de Belgo-romeinen. Die menschen waren hier en daar op den vasten bodem gevestigd; zij waren ook op paaldorpen en op crannogs of paaleilanden gehuisvest. Te Zeebrugge, in 1904, vond men in eenen kom, diep in den grond, houtwerk gemaakt als volgt: lange boomstammen lagen vast tusschen korte palen, twee en twee, van afstand tot afstand, in den grond geslagen; zulke boomstammen vormden verschillende reeksen van gelijke lengte en zoo had men een rechthoekig timmerwerk bekomen om den grond vast en bewoonbaar te maken. Men wist niet met wat men te doen had. Nauwelijks waren wij bij het werk gekomen of wij erkenden een keltisch crannog. Dikwijls ook heeft men in de turflagen steenen bijlen en keimessen gevonden, als getuigenissen van de eerste bewoners van die streek. Op het einde van het romeinsche tijdvak, ten gevolge van hevige stormen, had er eene groote overstrooming plaats en werd de vroeger bewoonbare bodem onder eene dikke laag vetten poldergrond bedekt. De frankische | |
[pagina 196]
| |
woonoorden komt men om zoo te zeggen in de polderstreek van Vlaanderen niet tegen. Na het frankisch tijdvak veroverden de Friesen wederom den bodem op de zee; door de natuur en door hunne werking werd de hedendaagsche kust gevormdGa naar voetnoot(1). Nopens de overstrooming, die in het begin van het frankisch tijdvak geheurde, verschillen de meeningen. Heeft de zee alles ingenomen, zooals M. Rutot beweert of bleven er hier en daar nog bewoonbare plaatsen over? Het schijnt thans bewezen dat de overstrooming, die in 't begin van het frankisch tijdvak plaats greep, niet alles vernietigde. Op de kust, in de omstreken van de Panne wierden er door M. den baron A. de Loë en anderen woonoorden ontdekt en onderzocht, die onaangeroerde heerdsteden vertoonen van voor den tijd van Christus en die onafgebroken bewoond bleven tot in het begin der MiddeleeuwenGa naar voetnoot(2). De laag aangespoelden grond is niet overal even dik: te Caeskerke ontwaarden wij eene turflaag die verschillende meters diep lag en te Dudzeele zaten er romeinsche oudheden maar eenige centimeters diep in den turf. Vlisseghem is vermoedelijk ook een frankisch woonoord en Wenduine is een keltisch dorp dat in de oude, voorromeinsche duinen bleef bestaan en dat ons eene merkweerdige gedachtenis van den keltischen tijd heeft overgeleverd. J. Claerdout. |
|