Biekorf. Jaargang 23(1912)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Chrysanthemen Aan Mr en Mw R.V.O. 'TIS al nogeens voorbij! Ik heb de bleeke kelken der laatste bloesems zien vertreuren en verwelken in killen najaarsmist: het goud der zonnewende en 't kwijnend rozerood den dorren stengel af gevallen ligt, en dood. Zoo derf en treurig is 't. Chrysanthems! edeldrachtig trotsche herfstvorstinnen, 't is buiten kil en grauw, komt schuilen bij me binnen, in mijne warme woon: het barsch geschommel van den sturen wind ontziet, het geert den werveldans der doode loovers niet uw teeder bloemenschoon. Gij hebt aldoor 't gegloor der gouden zonnedagen op 't geuren van de lucht uw stengels laten wagen gekleed in needrig groen, [pagina 376] [p. 376] terwijl daar alles blonk en bloeide rondom u, hebt ge uwe schrijn gevuld met schoonheid die ge nu moogt schitterend opendoen. De zonne vaart ter rust en alle wezens kwijnen, de levensblijde pracht alom is aan 't verdwijnen voor 't donker doodgebied; de gure winter weêr met duistre stappen naakt en boort tot binnen huis! Gij blijft met ons en waakt, ons krenkt de winter niet. Komt, om den blijden haard bij 't spel der vlamme prijken, den weeldegloor der luchters met uw glans verrijken, komt bloeien uit de hand van menig menschenkind, wie, liefgetal en schoon gij en uw bloementaal tot hulde wordt geboôn tot stillen liefdepand. Komt, slaat door 't wintergrauw uw levensgeie kleuren helpt, om te leven ons, helpt om de dooden treuren die zonken aan ons zij': gij, bloeiend als de hoop, waar hoop al schijnt vergaan, helpt hopen ons op God, en zij dan ons getraan niet zonder troost erbij. Caes. Gezelle. Vorige Volgende