Biekorf. Jaargang 23
(1912)– [tijdschrift] Biekorf– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 349]
| |
Was 't vijf jaar? Was 't tien jaar? Niemand en weet het. Zekeren avond waren de inwoners van het dorp rondom het vuur gezeten. Men besprak het verleden en een der vrienden van Lusama Lumumbala zeide: - Het is jaren geleden dat Lusama Lumumbala het dorp verliet. Hij ging het Westen in en hij is niet meer weêrgekeerd. Hij moet voorzeker dood zijn. Terwijl zij daar bezig af waren, kwam er een vreemdeling langs den wegel, die naar het dorp leidt en na de gebruikelijke groetenissen noemde hij elk bij zijnen naam en sprak: - Ik ben Lusama Lumumbala en ik kom van mijne reis terug. Groot was de blijdschap in het dorp; mannen en vrouwen brachten hem geschenken en wilden hem genaken om te weten of het geen spook was. Zij kwamen met spijzen en palmwijn en zij verzochten hem zijne gevarenissen te vertellen. Hij zat in hun midden neder, haalde zijne pijp te voorschijn, stak ze aan met een brandenden stok uit den heerd en begon zachtjes te rooken. Al de toeschouwers sprongen recht en riepen verschrikt: - Wat gaat er om met Lusama Lumumbala?... Hij eet vuur en drinkt rook!... De reiziger antwoordde: - Weest niet benauwd... Ik zal u uitleg geven. Op mijne reizen, ben ik in het oord Pende aangeland, bij het volk der Tupende. Dit volk drinkt den rook van het gewas dat Makaya genoemd wordt. Dat hebben zij mij geleerd en dat zal ik u ook leeren. Ik heb zaadjes Makaya medegebracht, opdat gij dit gewas ook zoudet kweeken. De lieden vroegen hem: - Heeft dat een goeden smaak? - Ja, antwoordde hij. Hij reikte hun de pijp, opdat zij het zouden kunnen beproeven. De eerste, die de pijp rookte, trok een viezen smoel en | |
[pagina 350]
| |
begon te hoesten; de anderen deden het ook en beweerden dat de rook slecht was. Dan sprak Lusama Lumumbala: - Dit gewas is een toovergewas. Wanneer gij uwen broeder haat en zoo in gramschap schiet, dat gij naar een mes snapt om hem te dooden, neem uwe pijp en rook en gij zult zeggen: ‘Waarom zou ik mijnen broeder dooden, wij zijn toch kinderen van dezelfde moeder? Ik zal hem enkel eenen vuistslag geven...’ Begin dan wederom te rooken en uw hert zal nog beter worden en gij zult zeggen: ‘Waarom zou ik mijnen broeder slaan?... Ik zal hem enkel een weinig verwijten...’ Neem weder eene pijp, rook nog eens en uw hert zal mild en goed worden en gij zult zeggen: ‘Kom, broeder lief: ik zal eene hen koken en palmwijn koopen; kom, eet en drink met mij...’ Iederen keer dat uw hert door gramschap ontstoken is, rook dit gewas... Vrede en geluk zullen in u komen. 't Is aldus dat de Bushongo, in Congoland, den tabak leerden rooken, dien Lusama Lumumbala van de Tapende had medegebracht. T.R. Caes. |
|