Eenige stappen voor hem, ontwaart hij een andere reiziger.
- Hoever, vraagt hij, ben ik nog verwijderd van het dorp, in hetwelk Karango hoofdman is?
- Ik behoor tot dit dorp, luidt het antwoord. Als de zon hoogst aan den hemel staat, zullen wij daar aankomen.
- Hoe stelt het de hoofdman?
- Hij is zeer in jaren gevorderd. Hij zal het niet lang meer uithouden. Wij betreuren het zeer.
- En de reden?
- Wij verfoeien zijnen zoon Pati, die hem moet opvolgen. Dat zal geen hoofdman, maar een dwingeland zijn.
- Heeft de edele hoofdman Karango geen andere zonen?
- Hij had eenen zoon, dien wij allen beminden. De hoofdman, hoe wijs ook, liet zich door Pati opstoken en bedriegen! De oudste zoon, Obang, werd gedwongen de vaderlijke hut te verlaten en in een vreemd gewest zijn bestaan te zoeken... De vader kreeg leedwezen: hij wenscht den terugkeer van zijnen zoon...
- Is deze niet teruggekeerd?
- Neen. Men verhaalt dat hij dood is en dat Pati zijnen vader zal opvolgen. 't Is een droevig vooruitzicht voor ons. Wat u betreft, vreemde jongeling, welk inzicht geleidt u naar ons dorp?
- Ik heb geene bloedverwanten in eenig dorp en ik wil mij bij Karango begeven om eenig werk te bekomen. Zou ik erin gelukken?
- Gij zult misschien aangenomen worden om den akker te bewerken.
- Ik kan eenen akker gereed maken om het koren erin te zaaien. Ziehier mijne hak in herthoren, om het veld om te keeren.
De beide voetgangers zetten hunnen tocht voort; welhaast beklimmen zij den steilen heuvel, om dan neder te dalen, aan den voet van den berg den breeden stroom te doorwaden en het dorp van Karango te bereiken.
Hun bruin, rond aangezicht, kenteeken van het kort-