In den namiddag vonden wij eene lange paal in eikenhout, die recht stond en nevens die paal eenige keimessen.
Wij vermoedden aanstonds dat wij met een jongsteentijdsch paaldorp te doen hadden, dat de talrijke paaldorpen geleek welke men sedert 1853 in de Zwitsersche meren en in bijna al de meren van Midden-Europa ontdekt had.
***
Welke was de aard van deze oortijdsche schicht?
De weide had eene middelmatige breedte van 25 meters, op eene lengte van 60 meters.
Van boven lag er zand door de beek aangespoeld.
Daaronder vond men eene laag turf.
Onder den turf, twee, drie meters diep, lag de oude grond van het moeras, bestaande uit blauwe leemaarde, die de flandrische laag uitmaakte of bovenste laag van het vierde aardkorstelijk tijdvak.
In die laag stonden eiken palen in reeksen geplant; tusschen iedere paal van dezelfde reeks was er een afstand van omtrent eenen meter en de reeksen stonden omtrent 1 m. 20 c. van elkander. Soms vond men ook nog lange planken, voortkomend van den plankenvloer, die op de staken getimmerd geweest was en op den welken de bewoners hunne hutten gebouwd hadden.
In den turf vond men allerhande voorwerpen welke de bewoners van het paaldorp daar hadden achtergelaten en allerlei beenderen van dieren, welke zij gekweekt of gejaagd hadden.
De onderzoekingen duurden verschillende weken in 1899, 1900, 1901 en 1902.
Wij vonden overblijfselen van den jongen steentijd, van den bronstijd, van den ijzertijd en van den romeinschen tijd.
***
Van den jongen steentijd vonden wij scherven grof vaatwerk en een enkelen kleinen drinkbeker; schreepmessen,